banner
mrt 6, 2025
107 Views
Reacties uitgeschakeld voor Geduld

Geduld

Written by
banner

Zondag 1 december 1918. Beste vrienden, dorpsgenoten van Geluveld en inwoners van de omliggende gemeenten Beselare, Passendale, Zonnebeke, Zandvoorde, Zillebeke, Hollebeke en nog verder. Ik was er zelf geweest en wat ik daar gezien had, was onzeglijk. Wie geen velo had, moest van Poperinge te voet gaan. Het scheen dat er weldra treinen zouden lopen voor burgers maar nu waren er nog geen rijtuigen te verkrijgen. Poperinge was reeds straf bewoond en er waren eigenlijk niet veel huizen onbewoonbaar. Langs de steenweg naar Vlamertinge en tot aan de Brandhoek was er nog niet al te veel verwoesting.

Aan de gendarmerie van de Brandhoek tot aan Vlamertinge was dat al erger en in Vlamertinge stond er niets meer recht. De twee minst beschadigde huizen waren nu bewoond en van daar voort was alles vernield. Het zinnelozengesticht te Ieper was nog een grote puinhoop. En dan ging ik Ieper binnen. Puin en niets anders dan puin. Nochtans zouden voor iemand die Ieper kende, de huizen van de Elverdingestraat nog min of meer te onderscheiden moeten zijn. In de stad zelf waren de bijzonderste straten opgeruimd en goed onderhouden. De grote oude Sint-Maartenskerk was ook al een puinhoop, omringd door nog enkele staande brokken muren.

De oude lakenhalle idem met stukken muur van twee tot tien meter hoogte, langs beide zijden ondersteund door zware houten balken om niet in te storten. Rond de Grote Markt lag overal puin, in de Menenstraat ook. Aan het huis van apotheker Gaimand zag men nog twee treden van de arduinen trap, aan het geestelijk college bespeurde men nog de kolommen langs weerskanten van de ingangspoort en verder niets dan stukken muur en puin. De muur van de vestingen was langs die straat nog maar weinig beschadigd. Aan de Bascule zag men nog een deel van het huis van ingenieur Vander Ghote en van de Bascule zelf een groot stuk muur van omtrent anderhalve meter hoog.

Vergeleken met de stad was het kerkhof niet te veel beschadigd, toch niet langs de kant van de Menenstraat. Maar daar verder begon nu eigenlijk de verwoesting. Van het Bultekot, het gesticht voor verlaten kinderen en Van de Casteele’s molen was niets meer over. Het kasteeltje aan de overkant, dat van Victor Van Beselaere en van de heer Biebuyck, de voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, Charles Van Rooye, de tramstatie; alles was weg. Van het kasteeltje van de familie Ghillebert was niets meer over tenzij enkele verwrongen of afgeschoten boomstronken.

En van hier begon de weg Ieper-Menen, een weg die daalde en steeg. En ware het niet daaraan gelegen zijn, zou men niet weten weer men zich bevond. Deze weg was goed onderhouden. Honderden burgers en Duitse krijgsgevangenen werkten er aan. Hier en daar zag men het geraamte van een tank die in de modder verzonken of stukgeschoten stak. Daarna ging ik het Hooge op. Van gebouwen was niets te zien. Van het oud en groot kasteel van baron Gaston de Vinck al evenmin. Er stonden alleen maar schuiloorden of abri’s. Alleen tussen de overgebleven stukken bomen kon ik zien waar eertijds de oude schone campagne stond. Van daar aan de zuidkant, de oude grote bossen van de burgerlijke godshuizen van Ieper, nu niets meer dan wild gras en onkruid, zelfs haast geen boomstronken meer.

Dan ben ik de hoge Zandberg opgewandeld met ook allemaal putten. Daar stond op een staak een plankje met ‘Zonnebeke’ op vermeld. Van het onlangs gebouwde kasteel van senator Struye – huize Beukenhorst – was niets meer te zien behalve gebroken beukebomen. Aan de halve en hele boomstammen kon men de dreven nog onderscheiden. Een weinig dichter bij Geluveld had men rechts en links de campagne van wijlen Ch. Godtschalck rechts, deze links van Felix Vandenpeereboom en ik kon ze nog herkennen aan de overblijfselen van de bomen. De kant van Vandenpeereboom was heel droog en zanderig en was ook al overdekt met schuiloorden.

En dan de vallei van de Zillebekebossen, keiachtig, hoog en droog ondermijnd en met vaderlanders (zakken zand) bedekt. En van daar tot aan Geluveldplaats was alles verdwenen. Hier en daar een tank. Wie Geluveld goed kende, zag al dadelijk dat hij op de plaats was waar eertijds de kerk gestaan had. Er stond zelfs nog een klein houten kruisje, dat van de vrouw van bakker Karel Verbeke, Toria van Djakens. Van het huis en campagne van burgemeester Vuylsteke was geen spoor meer. Van de villa Julia nog enkele stenen, verder van de kerk, stukken pilaren en richting Menen was niets te zien van het molenhuis. Niet langer een Zandvoordestraat en zo was het gesteld met alle zijstraten. Aan het huis van de familie Beyls, grote ijzeren balken, verwrongen als wissen en daarbij en daarnaast overal obusputten vol water.

Van de oude prachtige campagne van de familie Keignaert de Gheluvelt was geen spoor meer te zien. Evenmin van deze van Octave Landas waar nog enkele boomstronken als schildwachten rechtstonden. Van op de plaats van Geluveld kon ik zo ver kijken als mijn ogen konden dragen, ja zelfs de Kemmelberg, Rodeberg, Scherpenberg en Zwarteberg, ze lagen daar aan mijn voeten, zo bloot was alles daar. Moest er geen wild gras en onkruid gegroeid hebben, zou het een woestijn geweest zijn. Daarnaast het paviljoen zonder straten. Over obuspotten ben ik gaan kijken in de leegte, naar de doening van Ch. Beyls. Op een zeker ogenblik kon ik niet meer verder van de obusputten vol water en moest ik een tiental stappen terugkeren als ik verder wilde geraken.

Diegene die aan deze grond en streek gehecht was en ze nu voor de eerste keer terugzag, zou daar stom en dwaas staan te kijken. En het gevoel dat me daar bekroop was onbeschrijfelijk. Zonder krachtdadig ingrijpen van ons stadsbestuur, zonder goede ondersteuning in bouwstoffen, alaam en geld, met veel geduld eerst en dan de moed van de mensen van de streek en nog zo veel meer, kon ik me niet indenken in hoeveel aren die goede uitgestrekte landerijen zouden kunnen bebouwd en bewoonbaar gemaakt worden. Al wat ik aan mijn streekgenoten kon aanraden, was dat ze zeker nog een tijdje in Frankrijk moesten blijven en wat geduld oefenen.

Dit is een fragment uit Boek 1918-1924 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1918-1924
banner