Maandag 1 juni 1925. Te Lizerne-Zuidschote had de inhuldiging plaats van een gedenkplaat voor de Franse helden van het 418e Voetvolk. Bij de aankomst van de afgevaardigden werden ze verwelkomd door burgemeester Pecceu. Daarna werd in de kerk een De Profundis gezongen voor de gesneuvelde helden, voorafgegaan door een toespraak van pastoor Brys. Na de plechtigheid in de kerk had de ontvangst plaats van majoor Glorie, afgevaardigde van het Ministerie van Oorlog en daarna werd het slagveld bezocht. Lizerne-Zuidschote herinnerde zich de aanval van de Duitsers met hun stikgassen, voor de eerste maal op het front gebruikt en begunstigd door de richting van de wind op de 23e en 24e april 1915. Dankzij de heldenmoed van de 418e Franse troepen met hulp van de Belgische 3e en 4e Linietroepen, werden de Duitsers op 26 april 1915 teruggeslagen. Luitenant Héricourt, voorzitter van ‘L’Amicale du 418e Section Paris’ hield een prachtige toespraak. Majoor Glorie roemde de heldendaden van het 418e en zegde dat meer dan 1.000 soldaten in die ene aanval hun leven lieten.
Zaterdag 6 juni 1925. Onze bevolking genoot deze week de voldoening om de laatste barak te zien afbreken die nog op de Grote Markt het aandenken liet duren van de eerste tijden van het nieuwe Ieper. Mocht het nieuw gebouw dat de barak Emiel Hoflack verving met zekere kunstwaarde opgericht zijn, zoals het behoorde voor het zo prachtige Iepers Forum van vroeger. En wanneer zouden de leemten gevuld worden door de heropbouw aan beide kanten van de Diksmuidestraat? Net zoals de grond die nog in puin lag aan de zuidkant van de Grote Markt? Daar ook zou het volstrekt nodig zijn om de esthetiek te vrijwaren. Zagen we de oude prachtige kunstgevel terug van ‘Den Miroir’ met de zo kunstige renaissancebeeltenis aan de hoek? Aan ons stadsbestuur om daar een oogje in het zeil te houden. En dan ons justitiepaleis? Hoe ver stonden de zaken daar? Deze van Dendermonde en Oudenaarde, twee praalgebouwen waren reeds gebouwd. Ieper verdiende op zijn minst zo goed behandeld te worden als die twee steden. En vermits ze als laatste gediend had, zou er toch geen oppositie meer mogen komen op het goed geslaagd ontwerp van onze bouwmeester Coomans.
Vrijdag 19 juni 1925. Dezer dagen stond de cité Ligy in rep en roer. De politie was er een huiszoeking gaan doen bij een vrouw die hier en daar uitging om te werken. Zo kwam het dat ze ook ging helpen in een huis op de Dikkebussteenweg. De mensen daar hadden alle vertrouwen in de vrouw. Maar toen ze deze week een betaling moest doen, stelde ze vast dat er 10.000 frank verdwenen was. Ze kregen eindelijk argwaan op de werkvrouw omdat ze zagen dat ze zulke grote uitgaven deed en ze verwittigden de politie. Die stelden een onderzoek in en troffen er allerlei andere spullen aan zoals meubelen en velo’s. De vrouw moest finaal bekennen en zegde dat ze nog 8.000 frank overhad. Ze moest al geruime tijd haar stieltje uitgebaat hebben.
Zaterdag 27 juni 1925. De opbouwwerken van het oud prachthuis van de heer Napoleon Meersseman in de Rijselstraat waren aangevat. Een eigendom dat ten dienste gesteld was van de katholieke kring. Met veel genoegen hadden de Ieperlingen vernomen dat de nieuwe gebouwen, getekend door onze bouwmeester Coomans een heruitgave zouden zijn van de prachtige gevel van het oud huis Colaert, dat in de zuiverste Franse Lodewijk XV trant de bewondering uitmaakte van al de kunstliefhebbers. Zo zagen we van tijd tot tijd een oude kunstgevel verschijnen uit de oude, schone, vernielde kunststad. Bij de delfwerken had men kunnen waarnemen dat zekere funderingen in oude bergsteen van de streek gemaakt waren, hetgeen getuigde van hun oudheid. Veel nieuwsgierigen waren die fundamenten al gaan bewonderen. Het deed plezier aan de bevolking om de huizen van de hospicen in de Rijselstraat te zien herrijzen, met hun schone puntgevels van vroeger. Een reeks van tien woonhuizen in dezelfde stijl zou binnenkort ook herbouwd worden in de Menenstraat, op de gronden van het oud hospitaal. Onze stadsgenoot en bouwkundige, de heer Lernould haalde eer van zijn werk die zeker ook deden denken aan het oude Ieper.
Weekend 28 en 29 juni 1925. Op zaterdag en zondag ging het jaarlijks feest door op de Kalfvaart. Onder grote toeloop van volk en ondanks het onvast weer. Alle spelen genoten van een overgrote bijval. Er werd ferm gestreden in de velo- en loopkoersen en leute gemaakt bij mastklimmen en seultjestamp. Jammer dat de regen het feest kwam verstoren. De teerlingwedstrijd en de trou-madambolling brachten veel bij tot het verlustigen van de twee gepasseerde kermisdagen. Veel glazen werden er gedronken en er werd gefeest op een eerlijke en deftige manier. Ieper was dood, maar zijn volk wilde leven!
Dit zijn fragmenten uit Boek 1925-1945 van De Grote Kroniek van Ieper


