Donderdag 7 januari 1909. Men was in Ieper bezig aan de herstelling van de lakenhalle. Dit werk was aangenomen door mijnheer Lelong van Kortrijk die het doorgegeven had aan schaliedekkersbaas Arthur Verbeeck van Ieper. Die was vanochtend aan het werk met zijn twee zonen en vijf andere werklieden. Aan de nok van het dak, langs de kant van de binnenkoer was een stelling vastgemaakt met nieuwe haken.
Op het dak zelf bevond zich een andere, beweegbare stelling waarop ladders stonden. Rond 8u bevonden zich zes mannen op de stelling aan de dakgoot en twee op de beweegbare stelling. Deze laatste viel naar beneden en botste op de eerste. Een van de nieuwe haken van de stelling van de kroonlijst brak, de planken stuikten naar beneden en sleepten de zes werklieden met zich mee.
De twee mannen, met onder hen de schaliedekkersbaas die op de beweegbare stelling stonden, konden zich aan een ladder vastklampen. De zes anderen vielen eerst op een afdak en vervolgens op de grond. Aanstonds snelden enkele politieagenten toe en de slachtoffers werden naar het bureel gedragen waar al de dokters van de stad onmiddellijk ontboden werden. De genaamde Crabbe was erg gewond aan het hoofd en had erge inwendige kwetsuren. Hij werd naar het gasthuis gedragen waar men hem de heilige olie toediende en waar hij om 10u40 stierf.
De ongelukkige man was 68 jaar oud en geboortig van Pollinkhove. August Verbeeck had een been gebroken zodat de beenderen door het vlees staken. Julien Verbeeck had een verstuikte hand, Henri Sanctorum inwendige kneuzingen, Jules Deltombe had wonden aan het hoofd en de armen, Karel Vancutsem lichte kwetsuren. Dit droevig ongeluk had in de stad grote beroering veroorzaakt. Mijnheer Lelong was verzekerd tegen werkongevallen en mijnheer Verbeeck was dat niet.
Dit is een fragment uit Boek 1877-1913 van De Grote Kroniek van Ieper


