Maandag 11 februari 1850. Zoals we hadden vermeld, had Louis Deseure vandaag zijn honderd jaar gevierd. Vanaf 8u30 had de beiaard de grote viering aangekondigd en zijn klanken hadden zich vermengd met de zware accenten van de klokken van de Sint-Maartenskathedraal. Het duurde niet lang vooraleer de hele stad op de been was en hele groepen mensen de straten overspoelden en zich aansloten bij de stoet die op weg ging naar de kerk. Dat was vooral het geval in de omgeving van de woning van de held van de dag. Een schone triomfboog was aangebracht voor zijn huis en de inwoners van het kwartier hadden het nodig gevonden om hun eigen gevels te versieren.
Toen het 9 uur sloeg, kwamen er koetsen aangereden met acht ouderlingen aan boord die hun oudste vriend kwamen vieren. Hun leeftijd varieerde tussen de 85 en de 98 jaar en ze hadden allemaal samen een leeftijd van 735 jaar. Deseure, in het gezelschap van onze burgemeester en abt Bossaert kreeg een plaats in de koets van deze hoge functionaris.
Aangekomen aan de portiek van de Sint-Maartenskerk steeg een kreet van verwondering op uit de massa. Onze eeuweling stapte uit, met zwaaiende armen en in flinke pas volgde hij zijn oude vrienden die voor de merendeel gebruik moesten maken van een wandelstok. Door een gelukkig idee speelde het orgel bij het binnengaan van de kerk het lied van Onze-Lieve-Vrouw van Thuyne. Tijdens de misviering die duurde tot 10u was Deseure naar het altaar gestapt. Na afloop wandelden onze ouderlingen, gevolgd door de directeurs van de broederschap van het heilig hart, waar Deseure deel van uitmaakte door een dubbele haag van toeschouwers die opgesteld stonden in de voornaamste vleugel van de kerk.
Onnodig te vermelden dat bij het buitengaan van de tempel onze eeuweling toegejuicht werd door zijn medebewoners. Het applaus van de mensen rees ten top toen Deseure hen met zijn hoed toezwaaide vanuit zijn koets. Teruggebracht naar zijn woonplaats ontving hij er de gelukwensen van vrienden en buren. Om 13u schoof hij zijn voeten onder de tafel t.g.v. een banket dat hem aangeboden was door Léon Vandoorne. Tijdens het eten speelden de leerlingen van de stedelijke muziekschool hun beste stukken en een schitterende verlichting maakte een einde aan deze mooie dag.
Dit is een fragment uit Boek 1830-1876 van De Grote Kroniek van Ieper


