banner
apr 27, 2025
175 Views
Reacties uitgeschakeld voor De geur van vernieling

De geur van vernieling

Written by
banner

Augustus 1917. Geen naam wakkerde onze dierbare herinneringen meer aan dan die van Ieper. Een stad die in de middeleeuwse tijden het industrieel centrum bij uitstek van de oude wereld was geweest en waar de westerse handelaars op de afspraak kwamen. Maar die grandeur was al sinds lange tijd verdwenen en dit Vlaams stadje was al een hele tijd veranderd in een gezapige plek, slapend in de schaduw van zijn historisch verleden. Voor de oorlog was Ieper een van de heerlijkste en dromerigste steden van Europa, gesitueerd in een haast vergeten gat in de vruchtbare vlakten van West-Vlaanderen. Net zoals Brugge was het stilletjes in verval geraakt. Zijn ravissante weelderigheid was er al lang niet meer, het was ‘Ypres la Morte’.

Het stond in de sterren geschreven dat Ieper nooit nog geschiedenis zou schrijven. Maar hier lag het nu, een van de frappantste voorbeelden van een geschiedenis die zich maar bleef herhalen. Want Ieper had opnieuw geschiedenis geschreven! Door dat te doen waren meteen de laatste sporen van zijn pracht verzwolgen en weggeveegd. Voor altijd leek het wel. Voor diegenen van mijn gezelschap die zo gelukkig waren geweest om Ieper gezien te hebben voor zijn totale verwoesting, bleef er nu nog alleen maar die herinnering van een perfect plaatje van zijn vergane stilte over, sporadisch doorbroken door het geratel van een kar over de hobbelige straatjes in zijn nauwe en kronkelende straten.

Het geluid van de klokken van het oude belfort echode nog naar die vervlogen dagen. En dan was er nog de herinnering van de met mos begroeide stadspoorten en vestingen die hun lange schaduwen op het spiegelende water van de vestinggrachten wierpen. Ik zag ze zo voor me in mijn geest; flarden van eerbiedwaardige gebouwen die zich leken te koesteren in het zonlicht van een glorieuze zomerdag, alsof ze heerlijk nagenoten van hun mystieke rust na dat duister verleden. Kon ik een schoner beeld tevoorschijn toveren van wat Ieper was voor deze oorlog? Maar de tijden waren veranderd. De eerste indrukken toen we België binnentrokken, onder toch wel heel andere omstandigheden waren nu toch wel erg pikant.

De dag begon aan te breken wanneer we de grens overstaken in de buurt van het kleine gehucht van Abele. Het werd algauw mogelijk om de in verte de toppen van de grijze populieren door de ochtendnevel te ontwaren. We kregen onmiddellijk het bevel om onze helmen op te zetten omdat we nu binnentraden in de vuurzone. In de verte rees een grote rode zon op boven Ieper, alsof die het doek opende voor een scene van mensenmoord en ultieme wreedheid. Wie zou ooit kunnen geloven dat er zoveel pathos en zorgen lagen tussen die plek ginder ver en onze herinneringen hier?

De geur van de vernieling bedompte de atmosfeer. Nu en dan opende de lucht zich met bliksemflitsen van kanonvuur en we konden het geluid van de machinegeweren horen ratelen. Zelfs de schattige Catsberg die zo pijnlijk vreedzaam leek tegen de voorgrond van deze woedende horizon leek de droefenis van deze zonsopgang aan te voelen. Beide kanten van de straat waren bezet met de kleine schilderachtige woningen van mensen die op de vlucht waren geslagen. Hun kleine hutten leken opgetrokken uit de restanten van kratten en blikken. Ze hadden iets van bijenkorven, maar de meeste waren vormeloze krotten. De rook steeg op van de vuurtjes die de mensen zopas hadden aangemaakt. Ze leken allemaal vrij nieuw.

Zelfs de kleine ramen leken over gordijnen te beschikken, de deuren die samengeslagen waren met planken en houtresten waren netjes dichtgemaakt. Sommigen waren zelfs geverfd. Ze leken allemaal over een eigen tuintje te beschikken waar ze elke vierkante centimeter van benutten. De mensen zagen er ernstig uit en leken hier geplant te zijn, hoewel ze vreemdelingen waren in een vreemd land. Hun kinderen leken niet te spelen maar keken naar de eindeloze rijen soldaten die uren aan een stuk marcheerden in de richting van Ieper, terwijl ze zich afvroegen wat daarvan de bedoeling kon zijn.

In Dikkebus konden we de treurige en klaaglijke schreeuw van de wilde vogels horen die spookten over de plaatselijke vijver. Passendale was spreekwoordelijk verzwolgen in zijn eigen modder en zijn slachting terwijl de plek van het klein gehucht rond het Hooge vandaag nog amper te zien was. Alles wat er nog van overschoot was waren de wegwijzers. Hoeveel jongens langs de Menensteenweg waren hier niet weggejaagd uit hun levens? Vlamertinge – halfweg tussen Poperinge en Ieper – kon men associëren met het oneindig maar ratelen van zware mitrailleurs, motortransporten en colonnes munitiewagens.

Het was in de greppels en grachten en onder de camouflagezeilen in de buurt van Ploegsteert – Plug Street – waar we ons meestal schuilhielden tot de ergste bombardementen weer ophielden. Poperinge stelde niet meer voor dan het unieke karakter van zijn smalle straten. Dat kwam omdat er maar relatief weinig oude huisjes meer overgebleven waren nadat deze stad al herhaalde keren verwoest was geweest doorheen zijn geschiedenis. Aan zowat elke hoek van de straten kon men de onvermijdelijke ‘vin blanc’ verkrijgen.

Dit is een fragment uit Boek 1916-1917 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1916-1917
banner