banner
nov 6, 2025
6 Views
Reacties uitgeschakeld voor De Ieperse vierschaar

De Ieperse vierschaar

Written by
banner

Het was heus geen pretje als je voor de Ieperse vierschaar moest verschijnen met één van de zwaarwichtige misdrijven op je kerfstok! Misdaden zoals overspel, bloedschande en woeker waren meestal een zaak van de kerkelijke rechtbank. Dit was echter niet het geval in Ieper. Zo vonden we in de Ieperse annalen het volgende terug over woeker: ‘Merkedy XV jour de jullet. Pierre Boele bannis sept ans hors le pays de Flandres sour le gibet pour ce qu il a esté pourtra trois foys de prester a usures et ce par l’ entretat de le ville’. En er stond verder: ‘et ce par l’estatut de le ville, ofwel contre le keure’ wat er op wijst dat de stedelijke keure al de straffen voorzien had tegen de woekeraars. Of voor overspel.

Het aantal gevallen van overspel was hoog: ‘… Marie Appelkuts bannie IIJ ans cour de fosse IIJ lieus de le ville ou le conté s’ estent pour ce qu elle a detenu aveucq lui manant j homme qui a femme espousée’. Of: ‘L’ an mil CCC et XX Pierre le Buc banis VII ans …. pour qu il a emmené et detenu le femme et l’ avoir d’un aultre homme contre le volonte de celui’.

En dan was er natuurlijk de ketterij. De Ieperse schepenbank was in de 14e eeuw bevoegd om ketters te veroordelen. De voorbeelden waren schaars, maar ze bestonden. Het moest gezegd worden dat de beschuldigde van ketterij zich eerst diende te verantwoorden tegenover de inquisiteurs van de kerk die al dan niet moesten bepalen of het hier over een geval van ketterij ging. Was het antwoord positief dan werd de beschuldigde doorverwezen naar de stedelijke vierschaar. De schuldige was immers niet alleen in strijd met de kerk maar eveneens in opstand tegen de staat.

Zo lazen we in 1377: ‘Pool le Haestighe fouillon, convaincu de hérésie par devant les inquisiteurs commis de la sainte Eglise ét par eaulx rendu aultre au seigneur et jugés, fuars sour le marquiet d’ Yppre’. De schepenen waren ook bevoegd in voorkomende gevallen van zelfmoord die in de middeleeuwen gaandeweg geklasseerd werd onder goddelijke majesteitsschennis, ingaand tegen elke goddelijke rechtspraak. We vonden in de oude Ieperse geschriften nog een tekst terug betreffende de zelfmoord van de Brielenaar Jehans Bagelun; ‘Mémoire que Jehans Bagelun….qui se meismes avoit strangulé et pendu en sa maison au Briel sour le terre du Temple fu justiciet au Temple le XXJ jour de febrier’.

Rechtstreekse beledigingen aan het adres van god, de heilige maagd of de heilige kerk waren taboe. Ook hier velde de vierschaar diverse vonnissen. Een zekere Meulin Heerbrecht werd aan de schandpaal gebonden en vervolgens met afgekorte tong voor zeven jaar in verbanning weggestuurd: ‘pour les despiteuses inhonestes et innaturèlez parolez blas fèmes qu il dist sour notre Seigneur Jhesu Crist et de la glorieuse benoite Vierge Marie’. De poorter Eloy Mazin werd voor zeven jaar verbannen ‘de destourbir le ville des parolles qui dist au contraire de sainte eglise…’
.
Menselijke majesteitsschennis. Persoonlijke beledigingen van Ieperse ambtenaren werden eveneens bestraft door de schepenbank. Dat gold niet alleen voor beledigingen aan het adres van de ambtenaren maar even goed van vertegenwoordigers van het stedelijk gerecht, zoals de baljuw, de schout of hun medewerkers. Beledigingen geuit tegen rechtstreekse vertegenwoordigers van de graaf werden sowieso beschouwd als majesteitsschennis en vielen onder de bevoegdheid van de Ieperse vierschaar. In 1362 onderging een zekere Franskin Brand de doodstraf omdat hij in Dordrecht en in Middelbourgh had beraadslaagd met bannelingen; ‘…ou il avoient conseil pour prendre et emprisonner monseigneur de Flandres et par force d’ armes entrer ou pays…’. Het betrof hier natuurlijk een regelrechte samenzwering tegen de graaf van Vlaanderen.

‘Waultier Ademare ets jugiés en le volonté du Seigneur de perdre le puing pour ce qu il mist main au seigneur vilainement’. Met de baljuw werd inderdaad niet gelachen! Zo bijvoorbeeld deze verbanning van liefst drie jaar: ‘Elyaes le Vos ets banis IIJ ans hors le pays de Flandres sour sa tieste pour ce qu il contredist au seigneur d’ aler en prison en disant il ne fu mie sez arresterre’. Ganin Strye werd voor één jaar verbannen omdat hij ‘onbescheedichede dede up den scoutheeden zijn officie doende’.

Lambert Reubinest waagde het om te willen weglopen uit van handen van de knechten van de baljuw; ‘.. dit de faire un pèlerinage a Notre Dame de Rochemadoul … pour che qu il se pena de faire escaper hors des mains des varlès du dit bailliu un estraingue homme lequel il avoient prijs’. Te voet heen en terug van Ieper naar het zuid-Franse Rocamadour. Een voettocht van 1.600 kilometer. De Ieperling Pools Scadelin werd verbannen ‘dit un an hors le ville sour etre banit un an s’il rentrast pour les horibles mos qu il dist sour un eschevin’.

Het Ieperse recht werd toegepast op de burgers en allen die ouder waren dan vijftien jaar en die zich al dan niet toevallig op Iepers grondgebied bevonden. Het magistraat liet niet na van op te treden tegenover vreemden die op één of andere manier eigen burgers verongelijkten.

Bij het lezen van de oude vonnissen viel het trouwens op dat de Ieperlingen zachter werden behandeld dan vreemden. Een Keure van 1302 afkomstig van Jan van Namen, de zoon van Gwijde van Dampierre, bevatte een frappante passage in dit verband. Er werd een duidelijke grens getrokken tussen de inwoners ervan en de buitenlieden, de vreemden. In de keure werd aan de burgers van de stad Ieper een specifiek recht toegekend ten opzichte van niet-burgers. De schepenen en de burgers van Ieper kregen het recht het huis van een niet-burger te slopen in geval van slagen, kwetsuren of doodslag toegebracht aan een burger.

De stad bemoeide zich grotendeels met wat haar burgers op andere plekken uitspookten en met de misdrijven die ze op den vreemde begingen. Telkens opnieuw moest de burger zich achteraf aanmelden bij het Ieperse gerecht. In de gevallen dat Ieperlingen een misdrijf pleegden in den vreemde en daar ook opgepakt worden, dan werden ze ter plekke berecht. Maar het Ieperse magistraat hield er heel sterk aan dat ook zij konden oordelen in die gevallen buiten hun rechtsgebied.

In 1383 was het zelfs tot een conflict gekomen met baljuws uit andere Vlaamse steden die Ieperse burgers voor hun gerecht wilden dagen. Er mochten in den vreemde geen goederen worden aangeslagen van Ieperse burgers wanneer die een misdaad hadden begaan vooraleer het vonnis geveld was.

Dit is een fragment uit Boek 1381-1528 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1381-1528
banner