banner
nov 16, 2024
124 Views
Reacties uitgeschakeld voor De populaire Sint-Maarten

De populaire Sint-Maarten

Written by
banner

Het jaar 880. Op de plekken waar de mensen tientallen generaties lang de gunsten van hun afgoden afgesmeekt hadden, waren christenkapellen gebouwd. Niet langer een boom of een heidens symbool, maar voorzien van een kruis. De kapellen werden het nieuwe middelpunt waar de mensen samenkwamen. Bij elke kapel werd nu een officiële parochie gesticht. Een priester kwam er misdiensten houden. De doden werden niet langer gecremeerd maar begraven. Geleidelijk aan verschenen er bij de eerste houten kapellen ook begraafplaatsen waar de doden zonder grafgiften werden bijgezet. De bidplaatsen werden opgedragen aan de populaire heiligen van die tijd. Veel namen van parochiekerken verwezen naar heiligen uit het begin van onze tijdsrekening, naar de namen van de apostelen en evangelisten. Later kwamen daar nieuwe heiligen bij. In Passendale vonden we Sint-Audomarus (de eerste bisschop van Terwaan tussen 639 en 667) terug die de Westhoek kerstende in de 7e eeuw wat dus eigenlijk liet veronderstellen dat de heidense landbouwnederzetting Passendale rond 700 omgevormd wordt tot een parochie gestoeld op de christelijke leer.

Sint-Maarten was vanaf de jaren 400 bijzonder populair bij de Frankische adel. Het wees er op dat de parochies van Ieper, Beselare en Moorslede wel eens rond die periode konden gesticht zijn. De macht van het nabijgelegen Terwaan was enorm. Er kwam trouwens een geografische indeling van de nieuwe kerkelijke gebieden, bisdommen genaamd. De beboste heuvelrug die vroeger de grens vormde tussen Morinen en de Menapiërs vormde nu de grens tussen het bisdom Terwaan en het bisdom Doornik. Zonnebeke viel in het bisdom van Terwaan. De parochies Beselare, Geluveld, Passendale, Zandvoorde en Hollebeke ressorteerden onder het bisdom Doornik. Op de grens tussen de bisdommen werden hoge houten kruisen geplaatst die met de tijd hun naam zouden geven aan bosnamen zoals het ‘Groot Cruycebosch’ en ‘Cruycebierckenbosch’ nabij de Kruisbierboomstraat.

Het Frankische Rijk was nog altijd in volle expansie toen Karel de Grote op het einde van de jaren 700 het roer overnam. De nieuwe Karolingische heerser introduceerde de feodaliteit over heel Europa. Het was een nieuw politiek systeem waarbij de koning bijstand kreeg van een netwerk van vazallen. De laagste vazallen waren de lokale graven die het plaatselijk bestuur uitoefenden. De plaatselijke bestuurders zouden de volgende eeuwen het mooi weer uitmaken over de leengoederen van hun vorst. Karel de Grote organiseerde in het jaar 802 een algemene rijksvergadering en kondigde een algemene wetgeving af die overal van tel werd binnen de grenzen van zijn rijk. Enkele jaren later kozen de Ieperlingen hierdoor hun eerste wethouders; Goudebaert, Harbert en Waltrijk. Zij zouden het recht en de wetgeving moeten doen laten naleven en respecteren.

In 862 behoorde Ieper al tot de belangrijkste bevolkingskernen van Vlaanderen. Vlaanderen werd ingedeeld in gouwen die men in die tijd pagi noemde. Meer bepaald de pagus Iseretius, de pagus Mempiscus en de pagus Cortracensis. Ieper behoorde tot de invloedsfeer van de pagus Iseretius. Grote delen van Vlaanderen waren woest en armzalig en vormden een afwisseling van bossen en moerassen, eindeloze stukken heide bedekt met kreupelhout. De meeste mensen waren onvrij. Ze bewerkten het land voor de eigenaar van de grond die vazal was van de koning. Jaar-in-jaar-uit ploegden, zaaiden en oogstten, betekende het. Zo leefden ze: de zoon na de vader: op dezelfde grond. Ze werden niet echt mishandeld maar hun leven was hopeloos en vreugdeloos.

De Noordzee, de Ieperlee en de Leie waren stilaan het toneel van een bloeiende handel geworden. Aardewerk, glas, metaal, textiel. De haast onbeperkte aanwezigheid van water zorgde voor een stijgende welvaart. Maar die uitstraling van stijgende luxe werkte in als een magneet op de ruwe volkeren die in Noord-Europa een onherbergzaam en armtierig leven leidden. De noordse Vikingen kampten zelf met overbevolking en voedseltekorten. Een overschot aan jonge mannen zorgde er voor dat die vanaf de 9e eeuw op zoek gingen naar betere oorden. Het viel sterk te betwijfelen of het jaar 820 een goed jaar geweest was voor onze contreien. De regen was maandenlang met bakken uit de lucht gevallen. Beken en rivieren traden uit hun oevers. Het land was totaal onbruikbaar om er voedsel op te telen. Het vee en de mensen waren ziek.

En dan was er nog die eerste inval van de Noren gevolgd. Dertien Noorse schepen meerden aan in de pagus Iseretius. Er werd vee gestolen en enkele huizen in brand gestoken. Maar het was pas een begin, de eerste van een trieste reeks invallen. Via de IJzer vonden de Vikingen gemakkelijke prooien. Een periode van plunderingen en onvoorstelbare gewelddaden brak aan. De Romeinse stenen straten die ooit welvaart brachten, boden de Vikingen nu een ideaal traject om hun ‘hit and run’ aanvallen uit te voeren in het Ieperse hinterland, de Zonnebeekse heuvels en op andere plaatsen in de provincie. De houten kerken werden in brand gestoken. In de bossen en op de percelen land werden de met houten vlechtwerk omringde boerderijtjes samen met hun stallen eenvoudigweg in brand gestoken. Niets kon de drieste Noormannen tegenhouden.

Aanvankelijk was er slechts sprake van benden zeerovers maar in 879 verscheen een machtig leger van 300 schepen en 10.000 krijgers. Dat Noormannenleger ging nu systematisch plunderen in heel Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Het werd een echte invasie van barbaren. Terwaan werd in de as gelegd. De streek ten westen van de Leie tot aan Gent werd leeggeplunderd en verwoest. Het was een verschrikkelijke tijd. Ieder die kon vluchten, deed het: armen, rijken, vrijen, lijfeigenen of geestelijken sloegen noodgedwongen op de vlucht. De invallers overwinterden in Gent van waaruit ze de valleien van de Schelde en de Leie beheersten. Na de winter verlegden duizenden Noormannen hun kamp naar Kortrijk. Er volgden raids op Wervik, Komen, Waasten, Ieper. Het jaar 880 was er een om snel te vergeten. Niets leek te weerstaan aan de dolle woede van de Noormannen.

Dit is een fragment uit Boek 0000-1289 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
0000-1289
banner