banner
okt 12, 2025
85 Views
Reacties uitgeschakeld voor Ieper en de Romeinen

Ieper en de Romeinen

Written by
banner

Was Ieper destijds al dan niet in contact geweest met de Romeinen? Rond 1872 zouden er in Ieper diverse stukken aardewerk opgegraven worden onder de funderingen van een woning ter hoogte van de Veemarkt, dichtbij de Ieperlee bij de uitgang van de stad. Het opgegraven aardewerk dateerde met zekerheid uit de Romeinse of Frankische tijden en zou einde de jaren 1800 een deel zijn van de rijke verzameling van antieke vazen, Vlaams porselein en oude kunstvoorwerpen, alle in het bezit van Maurice Merghelynck in Ieper. De vraag bleef echter bestaan of dat oud materiaal niet achteraf werd binnengebracht nadat de Burgus van Ipra gebouwd werd. Want uiteindelijk werden in de loop van de jaren geen structurele bewijzen gevonden van enige Romeinse aanwezigheid in Ieper.

Het viel natuurlijk ook niet uit te sluiten dat Romeinse kolonisten zich sporadisch vestigden in de weilanden waar Ipra zich later zou vormen. De vondst van Romeinse voorwerpen in Wijtschate en in Noordschote vormde echter wel een geloofwaardig bewijs van de Romeinse aanwezigheid in de Westhoek. Wijtschate, Widisgat in 961, Widegas in 1066 was een dorp gebouwd op ongeveer 8 km ten zuiden van Ieper. Het dorp situeerde zich op de noordelijke helling van de waterscheidingslijn tussen de Leie en de Ieperlee.

De Romeinse weg van Cassel via Wervik naar Bavay liep voorbij bij het Wijtschaatse Wulvergem. In 1845 vonden arbeiders er een Romeinse aarderode vaas onder een oud huis dat ze aan het afbreken waren. De arbeiders die geen enkele notie hadden dat ze hier te maken hadden met een kostbare vaas, verbrijzelden die en vonden er zowat 1.000 à 1.200 zilveren Romeinse muntstukken. Een echte schat. Een aantal scherven van de vaas troffen we aan in het Ieperse museum.

Een groot aantal van die munten zou echter in de smeltketel belanden. Een aantal ervan werd her en der verkocht en een aantal belandde uiteindelijk bij de vereniging die recent het museum van Ieper opgericht had. We onderzochten de munten en vonden er de beeltenissen van Trajanus, Septimius Severus, Caracalla, Heliogabalus, Julia Maesa en veel andere Romeinse keizers. Onder die beeltenissen bevonden zich eveneens die van Marcus Cassianius Latinius Postumus die regeerde tussen 260 en 269. Het was dus aannemelijk dat de vaas met de munten kort na de dood van Postumus door een in Widisgat levende kolonist werd begraven.

Noordschote was een dorp ten noorden van de stad Ieper, vlakbij de IJzer, in de buurt van Merkem centraal in de Broeken, het laagland van de Westhoek. Een plaats die geregeld veranderde in een groot meer. Een document van 1180 omschreef één van de wegen die door Noordschote liepen als Lapidea Strata. De naam strata liet vermoeden dat deze weg een diverticulum, een gewestweg was die aangelegd werd door Romeinen die zelf woonachtig waren langs de IJzer. Op vandaag bestaat de naam van Steenstrate trouens nog altijd. Steenstrate lag langs de weg die Ieper met Merkem en Diksmuide verbond.

Ook in Merkem en Diksmuide werden in latere tijden Romeinse munten opgegraven. In de lente van 1857 zou een boerenknecht door een landbouwakker ten zuiden van de kerk van Noordschote doorheen het land ploegen dat ze daar Nieuwland noemden. Op een bepaald ogenblik bleef de ploeg haperen aan een voorwerp dat vastzat in de bodem. Het bleek een oude kruik in Romeins aardewerk te zijn. Het zou een hele klus zijn om de kruik op te graven tot plots de zon begon te flonkeren in een stapel zilveren muntstukken. Er werden 150 munten geteld die dit keer gelukkig wel ontsnapten aan de smeltkroes.

De zilverschat werd geschonken aan M. de Breyne-Peelaert, officier in de Leopoldsorde, volksvertegenwoordiger en burgemeester van Diksmuide. Later zouden er 68 munten geschonken worden aan het Iepers museum. Net zoals bij de vondst in Wijtschate van 12 jaren eerder dateerden de munten van de hele Romeinse bezettingsperiode die eindigt rond het jaar 269. Er waren trouwens nog wel meer Romeinse vondsten in de Westhoek rond Ieper.

Op het einde van de 3e eeuw en in de loop van de 4e eeuw kreeg de regio van Ieper te maken met de immigratie van Cherusken en Cimbren, een Germaanse stam uit het noordwesten van Duitsland en buren van de Chatten of Katten. Dat waren allemaal volkeren van het Saksische ras. De etymologie van de naam Ieper of Ypres of in het Vlaams Ypre, Yperen of Ipre en in het Latijn Ipra of Ypra werd soms ook geschreven als Hypra. De herkomst van die naam was hoe dan ook omstreden. Pauselijke geschriften zouden het in 1230 hebben over Hipretum en andere akten hadden het dan weer over Uupre. Naast de immigratie van de Cherusken, de Cimbren en de Katten voegden zich zeker ook de Friezen die trouwens heel de Littus Saxonicum of de Saksische kusten kwamen bezetten.

Dat die Friezen zeker ook een belangrijke groep uitmaakten van de Ieperse kolonisten was duidelijk te merken aan de vorm en het verbruik van hun verleden tijd woorden die op en top Fries waren: ‘èbrocht’ voor ‘gebracht’, ‘èwezen’ voor ‘gewezen’, èfunden’ voor ‘gevonden’. De bron of de kleine rivier die door de stad liep en zijn oorsprong vond in de omgeving, stond gekend als de ‘Ieperleed’ of letterlijk vertaald ‘geleid of gevoerd door de Ieper’ zoals de stad zelf.

Het leek er wel op dat het de waterloop was die de naam geschonken had aan de plaats. Naast andere verbanden met de talrijke aanwezige iepenbomen of met een zekere prins Hyperborus waren er ook geschiedschrijvers die verwezen naar de term ‘upper’ of ‘opper’ die overeenstemde met het Engels ‘up’ of ‘upon’ of met het Duitse ‘über’ die een indicatie gaf over de stroomopwaartse positie van de stad ten opzichte van de laaggelegen landen van het land van Veurne.

Ook het tijdstip van zijn ontstaan was al even onzeker. Zijn naam stond nergens omschreven in de biografieën van de diverse evangelisten die de leer van Jezus Christus waren komen prediken in het oude bisdom van de Morinen. Die predikers waren hier toegekomen tijdens het einde van de 3e eeuw en ze zouden actief blijven tot aan het ontstaan van de stad Sint-Omer. De hedendaagse kronieken van de invasie van de Noormannen tot aan de 9e eeuw zouden al evenmin melding maken van de naam Ieper.

Dit is een fragment uit Boek 0000-1289 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
0000-1289
banner