Zaterdag 1 maart 1873. De vastentijd was weer aangebroken en de Ieperlingen hoorden zich te houden aan de volgende schikkingen:
1. Het was toegelaten om zuivel te gebruiken, behalve op Aswoensdag en Goede Vrijdag.
2. Aswoensdag, de drie Quatertemperdagen en de drie laatste dagen van de Goede Week uitgezonderd, was het tijdens de 40-dagen vastenperiode net zoals op de andere vastendagen van het jaar toegelaten om in de voorname maaltijd – en niet in de collatie – één keer per dag eieren te eten. Op zondag was dit gebruik voor elkeen meerdere keren geoorloofd.
3. Het was toegelaten vlees te eten op zondag, maandag, dinsdag en donderdag van iedere week, met uitzondering van Witte Donderdag.
4. Het was verboden om meerdere keren per dag vlees te eten, uitgezonderd de zondag.
5. Het was verboden – zelfs op zondag – om vlees en vis te eten tijdens dezelfde maaltijd.
6. De gelovigen zouden die dagen ook alleen maar vleessap mogen gebruiken tijdens het middagmaal. We lieten ook toe op diezelfde dagen meermaals gesmolten vet te gebruiken in plaats van boter.
7. We raadden aan onze diocesanen aan, op elke dag dat ze zich zouden bedienen van de dispensatie van vlees te eten – zoals verleend in onze bevelbrief – driemaal een Onzevader te lezen en drie maal een Weesgegroetje en dan nog eens de akten van geloof, hoop, liefde en berouw te verwekken. Ofwel eens ten tijde van de Vasten een aalmoes te storten passend bij hun devotie in de vastenblok die in elke kerk geplaatst was.
8. Ter oorzake van de duurte van de boter stonden we toe dat zolang die aanhield we aan de armen en aan de werklieden die op hun eigen kosten werkten het gebruik van smout en afgesmolten vet in plaats van boter toestonden. En dat dagelijks op uitzondering van Goede Vrijdag en Aswoensdag.
Dit is een fragment uit Boek 1830-1876 van De Grote Kroniek van Ieper
