Zaterdag 7 november 1914. Dikkebus. Vandaag werd minder gevochten dan gewoonlijk en er werden minder gekwetsten binnengebracht. De Vierstraat werd in de namiddag nochtans ferm beschoten. Er vielen er ook granaten in de vijver en achter de Hallebast. Te Ieper regende het bommen. Dagelijks veel bommen en de grootste marmieten die men zich maar kon inbeelden. Veel huizen waren gebombardeerd en er waren er reeds verscheidene verbrand. Verschrikkelijk! Zeer velen vluchtten. Nog eens drie soldaten werden begraven op het kerkhof. Er lagen er nu vijfenzeventig soldaten en zeven officieren. Er werden ook vier soldaten begraven op het hof van E. Vandenbroecke.
Er was een hulpdienst gekomen op het hof van Jules Maerten en een in de brouwerij van Peirsegaele. Die ochtend tien missen. De onderpastoor van Voormezele ging ‘s morgens om 6u naar huis. Hij geraakte er met vele moeite na aangehouden geweest te zijn door de sentinellen. Hij vond heel zijn huis geplunderd door de Franse soldaten. Wijn, kiekens, zijn geit, alles van eten of drinken was verdwenen en wat ze niet konden gebruiken hadden ze in stukken geslagen. Alles was wel doorzocht en wat kon dienen, was meegenomen. Men had er ‘gebrast en gemoost’ en er lag vlees in overvloed. In het geitenkot lag een dode soldaat.
Op de Dikkebus-Plaats waren verscheidene huizen gebombardeerd, nog geen enkele verbrand. Op Sint-Elooi waren reeds diverse woningen verbrand, ook veel hofsteden. Meneer pastoor was gisteren vertrokken met de zusters van het klooster en het oudemannenhuis. In het oudemannenhuis waren trouwens twee mensen doodgeslagen door een bom en een zuster werd daarbij gekwetst. Dat was ook het geval voor de priester. ‘s Avonds passeerden tweeduizend vijfhonderd mannen, Schotse troepen, kloek volk met korte rokken en blote benen.
….
Ieper. Rond 4u30 begonnen de Duitsers aan een angstwekkend bombardement. Rond 13u uur explodeerde een obus bij de zwarte zusters, in de tuin naast de bakkerij. Net op het moment dat mijnheer Notebaert de laatste geest gaf in het gastenverblijf van het klooster. Het was er een povere bedoening, maar op dat moment wel de veiligste plek in de hele buurt. Bij de Sint-Maartenskerk was nu nog enkel de deken in functie gebleven. De Sint-Niklaaskerk was gesloten, de priester ervan was nu militair aalmoezenier in het Belgisch leger.
We bleven over met pastoor Delaere en de vicarissen Leys en Roose. ‘s Namiddags werd het bombardement echt wel kwaadaardig en furieus. Er vertrokken nog eens acht van onze kloosterzusters van Ieper. Enkelen gingen op weg naar Boezinge en de rest naar Westvleteren of naar Poperinge. We zagen hun vertrek niet al te graag gebeuren want dat maakte onze toestand er alleen maar penibeler op. Van vijandelijke kant waren er niet alleen hun kanonnen. Maar vooral hun Tauben die te allen kante hun brandbommen uitstrooiden over Ieper met alleen maar meer verwoestingen tot gevolg.
Hier en daar spookten vuurzeeën langs de straten en daar verwoestten de vlammen werkelijk alles, het vuur dat onverschillig en onwetend was over de menselijke haat die hen had geproduceerd. Op tien verschillende plekken stonden woningen in brand: in de Tempelstraat, Boterstraat, Grote Markt, Diksmuidestraat, Rijselstraat. En overal zagen we datzelfde troosteloos spektakel. De stad leek op één grote oven. De kerk van Sint-Maartens ving nog een obus, net zoals die van de paters-karmelieten die er op uitzondering van broeder Télesphore allemaal weggevlucht waren. Wat een dramatische nacht beleefden we toch!
….
Ieper. De nacht was vreedzaam verlopen. Vanochtend veegde ik al de glasscherven samen op de koer van mijn woning. Staande op een ladder die ik geplaatst had tegen de muur van mijn buren Desaegher kon ik zien dat een obus er alle ruiten van de achterkant aan diggelen had geslagen en dat het vol steenbrokken lag op het grasveld van hun tuin. De muur zelf was ook al zwaar beschadigd en steenbrokken ervan waren beland in de woning.
Rond 11u herbegon het kanongeschut en vanaf 16u zou die nog in kracht verdubbelen. Ik bekeek een en ander vanuit mijn wasruimte en zag hoe we te maken kregen met Duitse brandbommen vanuit de richting van Poelkapelle. Vooral de kant van de lakenhalle kreeg de volle laag. In de Diksmuidestraat vatte een woning vuur, in de Rijselstraat was dat zo met het huis van Froidure, op de Vandenpeereboomplaats bij Vandoorne, in de Tempelstraat waren dat de kelders van Banckaert. Idem bij het ‘Oude Ypre’ maar daar werd het vuur onmiddellijk geblust. Met Arthur Stoffel en mijnheer Jonckheere organiseerde ik een poging om de brand te blussen in de Rijselstraat. We beschikten over een brandpomp, slechte waterdarmen en niet eens over een lans die de eerste verdieping kon bedienen. Pompiers waren er niet, alleen pater Baekelandt bood ons zijn hulp aan.
Uiteindelijk arriveerden dan toch een lans, een brandweerman in de persoon van Charles Bonneel en een grote ladder die hier in de stad benoemd was als de ‘Magyrus’. Bonneel probeerde ‘De Zalm’ en de woning van Jerome te besproeien maar er was geen redden aan. Dan vatte ook de apotheek Van Windekens vuur, maar de brand ging hier langzaam en we slaagden er in om de vuurhaard te blussen en te verijdelen dat de vlammen zouden binnenbreken in het dak van buurman De Wilde. Rond 23u30 waren we het vuur eindelijk meester, het had er nochtans een moment bijzonder slecht uitgezien dat een hele huizenrij aan deze kant van de straat in brand zou geraken.
Drijfnat en van kop tot teen in modder zocht ik mijn slaapplaats onder de Post op waar ik kon genieten van een goede nachtrust. Elke avond opnieuw hoopten we vurig dat de obussen ons ‘s nachts zouden sparen. Toch bleken er helaas wel elke ochtend woningen geraakt en vernietigd. Zeldzame nieuwsberichten van officieren die door de stad voorbijkwamen, stelden ons enigszins gerust over de toestand van onze eigen troepen en stimuleerden ons om zeker onze huizen niet op te geven.
….
Elverdinge. Tot heden was de dorpsplaats van Elverdinge gespaard gebleven van obussen en bommen. Maar vanavond kregen we een voorsmaakje van hetgeen we later in overvloed zouden krijgen. Om 20u30 vielen een tiental granaten op de boerderij van P. Ollevier. Negen paarden werden in zijn paardenstal aan stukken gereten. De mensen die tot nu toe de uitwerkselen van dat moordtuig niet kenden, kregen er nu een heilige schrik van. Enkelen verlieten zelfs al ‘s anderendaags de gemeente en trokken weg in de richting van het westen of naar Frankrijk.
Dit zijn fragmenten uit Boek 1914 van De Grote Kroniek van Ieper


