48. Neermarkt of Nedermarkt. Dit was de straat afgaande van de Grote Markt, westwaarts en lopende van het huis genaamd ‘De Vijfhoek’, langs de lakenhalle tot aan de Boterstraat, bij het Vleeshuis. Ze had deze naam verkregen omdat ze aan de lage kant van de Grote Markt gelegen was.
49. Boterstraat. Dit was de tweede hoofdstraat van de stad. Beginnende van aan het einde van de Neermarkt en zo westwaarts voortgaande tot aan de gewezen Boterpoort. Deze straat en zijn poort hadden hun naam gekregen omdat in de vroegere tijden de allerbeste boter langs hier werd binnengebracht. Het was aan de noordzijde van die straat dat de abdij van Roesbrugge gebouwd was, door de nonnen in maart 1796 bij de afschaffing achtergelaten werd.
50. De Boomgaardstraat. Was de eerste straat aan de zuidzijde of de linkerkant van de Boterstraat, vertrekkende van de Grote Markt, naast het Vleeshuis dat gebouwd werd ten jare 1530. De straat leidde zuidwaarts tot aan de Groene Lindestraat (69). De Boomgaardstraat was de kortste van de stad en werd aldus genoemd omdat die indertijd beplant was met verscheidene bomen die de plek als een boomgaard lieten lijken. Volgens de nieuwe indeling van 1807 waren onder de naam van Boomgaardstraat nu de vroegere Boomgaardstraat en de Groene Lindestraat (69) inbegrepen. De straat die men heden de Boomgaardstraat noemde, begon aan de Sterrestraat (40) en liep noordwaarts tot aan het Vleeshuis. Men had in bescheiden van 1312, 1325 en 1498 gewag gemaakt van het Zaelestraatje of het Kort Zuidstraatje, liggende aan de westzijde van de Boomgaard. Dit straatje was zekerlijk door het opbouw van huizen ingenomen en gedood.
51. Droogenboom. Men vond in oude bescheiden gewaggemaakt van ‘den Droogenboom’ achter het Vleeshuis. Dit was zonder twijfel het straatje dat in diezelfde bescheiden ook genoemd werd als zijnde het Kepperstraatje of het Groene Tuinestraatje. Het nam zijn begin naast de Groene Lindestraat en liep oostwaarts langs hetzelfde Vleeshuis naar de Zuidstraat. Dit straatje was sinds vele jaren gedood, en de oorsprong van de namen Droogenboom en Groene Tuinestraat was me onbekend net zoals die van het Stovestraatje dat volgens de vermelde bescheiden achter het Vleeshuis lag bij hetzelfde Groene Tuinestraatje.
52. Waterstraatje. Het tweede straatje aan de zuidzijde of linkerkant van de Boterstraat als men van de Grote Markt kwam. Het werd zo genoemd omdat de rivier de Ieperlee aan de oostzijde bloot lag zodat dit straatje maar heel smal was. Maar sedert het jaar 1714 toen deze rivier overdekt werd en de Vismarkt daar ontstaan was, werd dit straatje nu de Vismarkt genoemd. De vismarkt werd voor die tijd gehouden tegen de blinde muur en bij de achterpoort van het Bellegasthuis. Men bevond ook dat het Waterstraatje soms ook het Waardstraatje werd genoemd. Men had bij de naamsverandering in 1807 de naam van Vismarkt behouden.
53. De Mondstraat of De Montstraat. Zo genoemd omdat in het verleden op de grond waar later het klooster van de jezuïeten zou gebouwd worden dat ten jare 1773 afgeschaft werd, ooit herberg ‘De Mond’ had gestaan, op wiens uithangbord twee dronkaards met opengesperde monden geschilderd waren, met er onder de zinspreuk ‘een dronken mond spreek ‘s herten grond’. Volgens Jules Cornillie kreeg deze straat hoe dan ook van de naam van de Ieperse familie Mont, omdat Niklaas Mont er in 1245, 1246 en 1249 schepen was geweest.
Vermoedelijk zou de naam van de straat overgegaan zijn op de naam van de herberg. De ‘Korte Montstraat’ zou volgens de oude bescheiden deel uitgemaakt hebben van de De Montstraat, terwijl het noordelijk deel ervan gekend zou worden als de Paterstraat. Deze De Montstraat was de derde aan de linkerzijde van de Boterstraat als men van de Grote Markt kwam en zuidwaarts tot aan de Vulderstraat (8) liep. Het was aan de westzijde van de De Montstraat dat het klooster van de arme klaren stond, vernietigd op 25 mei 1784. En aan de oostzijde bevond zich het klooster van de karmelietessen afgeschaft op 9 mei 1783. Verder stond hier ook het klooster van de ongeschoeide karmelieten ook al afgeschaft op 19 november 1796.
54. De Korte Montstraat. Zo genoemd in de oude bescheiden, was zoals men geloofde de straat die begon op het einde van de De Montstraat en tot aan het Vlinderstraatje (46) liep, naast het huis gezegd ‘De Papegaai’ en van daar zuidwaarts naar de Predikherenstraat (45). Ze werd dus vernoemd omdat ze paalde aan de De Montstraat maar beslist korter was dan deze straat. Maar in 1807 waren ze samengevoegd onder de naam van de De Montstraat.
55. Haegedoornstraatje. Dat begon aan de De Montstraat en liep oostwaarts (links als men van de Boterstraat kwam) tot aan de Wollebrugplaats tegen de Kiekenmarkt. Dat straatje had zijn naam ontleend aan de doornhagen die er in voorgaande tijden groeiden aan de tuinen van de daar aanpalende huizen. Maar omdat het seminarie – in 1572 gesticht door bisschop Rythovius – ernaast gebouwd was, veranderde de naam van het Haegedoornstraatje in Seminariestraat, een naam die in 1807 behouden werd.
56. Geselaarsstraatje. Aan de westzijde van de De Montstraat, aan de rechterzijde van deze straat als men van de Boterstraat kwam. Het Geselaarsstraatje leidde naar het Plein (57). Dat straatje had in oude tijden deze naam gekregen van een inwoner die op donkere avonden en ’s nachts het vrouwvolk dat er voorbijkwam, vastgreep en geselde. Maar sedert dat de jonkheid in een gebouw aan de zuidkant van deze straat in de Latijnse taal onderwezen werd, was het nu genoemd als het Studentenstraatje, en in 1807 hernoemd tot de naam van het Plein waar het naartoe leidde.
Volgens Jules Cornillie werd die straat ten noorden van de kazerne ongetwijfeld ‘Studentenstraat’ genoemd sinds de jezuïeten in de buurt er hun college hadden. Vroeger heette deze straat inderdaad de Geselaarsstraat. De kronieken beweerden dat ze die naam kreeg omdat een onmens de personen afranselde die het waagden om er ‘s avonds voorbij te komen, maar daar zou het stadsbestuur kort spel mee gemaakt hebben. Het Genootschap van de Geselaars dat na de zwarte pest in 1348 zoveel bijval kende in de zuidelijke Nederlanden had hier in 1588 nog altijd zijn aanhangers en deze kwamen vermoedelijk in die straat samen. De geselaars waren verplicht om hun overste te vergezellen op zijn pelgrimstochten die telkens 33 dagen duurden, en daarbij moesten ze zich ‘s morgens en ‘s avonds in het openbaar geselen.
57. Plein. Het Plein was de vierkante plaats bij de Tempelpoort, tussen de vestingen aan de zuid- en westzijde van de Vleeshouwersstraat en een straatje dat noordoostelijk liep.
58. Minnaarsstraatje. Dat lag vroeger aan de oostzijde van het plein, tussen de vestingen en het erf van het klooster der jezuïeten. Het strekte zich uit van het Geselaarsstraatje of de Studentenstraat tot aan het kwartier van de predikheren. Het werd zo genoemd omdat de jonkheid er aangelokt was door de schaduw van de lindebomen die er langs geplaatst waren en het gewoon was om daar liefkozerij te plegen. Maar dit straatje werd gedood toen de jezuïeten met gedoog van het magistraat dat straatje in hun tuin ingelijfd en omsloten hadden.
59. Tempelstraat. Deze was de vierde straat aan de zuidkant van de Boterstraat (links als men van de Grote Markt kwam) en die strekte ten zuiden tot aan het Plein (57) waar voorheen de Tempelpoort had gestaan. Deze Tempelpoort werd afgebroken in 1786. De straat werd zo genoemd omdat ze leidde naar de Tempelpoort die zijn naam ontleende aan het klooster van de tempeliers of ridders van de tempel dat buiten deze poort werd opgericht ten jare 1127 en afgebroken in 1320. Het was op de grond van de tempeliers dat de jaarmarkt van Onze-Lieve-Heer Hemelvaart, gezeid het Ascensioensfeest voor het jaar 1227 gehouden werd. Sindsdien was deze markt overgebracht naar de stad. In 1807 wordt de naam van Tempelstraat veranderd in die van de straat van Belle omdat men via deze straat naar Belle kon gaan.
60. Vleeshouwersstraat. Die straat nam zijn begin aan de westzijde van de Tempelstraat en liep zo tot aan het zogenaamde tuchthuis opgericht in 1403 tegen de stadsvestingen. Deze straat werd aldus genoemd omdat daar ooit een zekere woning gebouwd was waar de koeien, kalveren, schapen en varkens moesten geschouwd worden. Het was bij misslag dat ze gemeenzaam de Vleeshouwersstraat genoemd werd, want er was een groot verschil tussen vlees schouwen en vlees houwen. Ze had deze laatste naam gehouden tijdens de naamsveranderingen van 1807.
61. Appèlstraatje, ook geheten Repul- of Aprilstraatje, maar dan wel bij misslag. Het was sedert vele jaren gedood. Het begon aan het vijfde huis aan de zuidzijde van de Boterstraat, aan de linkerkant als men van de Grote Markt kwam, en liep van daar naar de Vleeshouwersstraat. Dat straatje was zeer eng en werd zo geheten omdat men ten tijde van de belegering via dat straatje naar de vestingen liep en om het appèl of ‘toeroeping’ te doen en het vaandel te plaatsen. Of de oorzaak van deze naam gegrond was, durfde ik niet te verzekeren omdat men langs verscheidene kleine straatjes naar de vestingen kon lopen.
62. Deurgang of Doorgang. Dit straatje was het zesde aan de zuidkant van de Boterstraat (aan de linkerkant als men van de Grote Markt kwam) en strekte zich aan deze zijde uit tot aan de Vleeshouwersstraat. De naam die aan dit straatje gegeven was, zo bevond men, was er gekomen omdat men langs daar van de Boterstraat naar de Vleeshouwersstraat kon stappen. In 1807 was de naam veranderd in de Nieuwe Kwartierstraat. Waarschijnlijk omdat het nieuw soldatenkwartier dat ten jare 1801 gebouwd werd er nu bijstond.
Dit is een fragment uit Boek 1785-1829 van De Grote Kroniek van Ieper