banner
mei 23, 2025
115 Views
Reacties uitgeschakeld voor Het stadswapen van Ieper

Het stadswapen van Ieper

Written by
banner

Vrijdag 15 juni 1179. Graaf Filip van de Elzas arriveerde in Ieper. In het gezelschap van de resterende burgers van Ieper die drie jaar geleden met de graaf naar de heilige oorlog in het heilig land vertrokken waren. Bij hun aankomst in Waasten bleven ze daar even vertoeven om zich wat te verversen en zich op te frissen.

De graaf stuurde een trompetter naar de stad van Ieper om de op komst zijnde zegevierende terugkomst kenbaar te maken aan het magistraat en aan heel het gemeente dat dagelijks zijn terugkomst verwachtte. Van zodra deze blijde tijding bekend werd in de stad was heel Ieper vervuld van blijdschap. Eenieder was op de been. Heel de geestelijkheid, het magistraat, ja zowat de hele gemeente liep buiten de stad tot aan Sint-Elooi om de terugkerende winnaars te gaan ontmoeten.

Elk verlangde om zijn vriend weer te zien, de vrouwen hun man, de ouders hun kinderen, de zusters hun broeders enzoverder. Al de huizen van aan de Mesenpoort tot op de Grote Markt waren opgetut met allerhande versieringen en vreugdetekens. De kruisvaarders kwamen de Mesenpoort binnen, vol triomf en zegepraal, met vliegende vendels, klinkende trompetten, blinkende harnassen en glanzende zwaarden. Met elk op hun hoofd een lauriertak tot teken van victorie, gevolgd door verscheidene wagens met de vergaarde buit.

Ze marcheerden nog in goede slagorde, zwijgend en stil tussen de toeloop van wel duizenden mensen die van alle gewesten binnen Ieper gekomen waren om deze glorieuze intrede te zien. De mannen kwamen voorbij onder de onophoudelijke welkomstkreten en gelukwensen. Ze begaven zich recht naar de Grote Markt waar ze zich nog steeds in een goede slagorde presenteerden terwijl ze door de geestelijken en het magistraat veel geluk werden toegewenst.

Ze werden door de graaf sterk geprezen en bedankt voor al de goede diensten en manhaftige daden die ze voor god en het geloof in het heilig land tegen de Saracenen hadden bewezen. Van de 500 mannelijke Ieperlingen die drie jaar geleden met de graaf vertrokken waren, keerden er nu nog 436 van terug. Zodat er maar 64 mannen gesneuveld waren tijdens deze kruistocht. Nadat de mannen zowat een uur op de markt hadden gestaan, overhandigden ze hun vaandels en banieren met welke ze op kruistocht vertrokken waren en werden die opgehangen in de Ieperse kerken, als een eeuwige nagedachtenis aan hun succesvolle trip naar het heilig land.

De eerste banier of vaandel was wit van achtergrond. Aan de ene kant stond het oude stadswapen van Ieper afgebeeld met onderaan in gouden letters de spreuk ‘Cives Yprensis Parati Sunt Profide Pugnairdi’. Dat wilde zeggen: ‘De Ieperse burgers zijn bereid om voor het geloof te strijden.’

En aan de andere zijde stond een magnifiek groen kruis afgebeeld. Dit vendel werd geschonken aan de kerk van Sint-Maarten. De tweede banier had een blauwe achtergrond. Met aan de ene kant de afbeelding van de naam van Jezus met daaronder de spreuk ‘Voor de naam van Jezus moeten alle knieën gebogen worden. Die in de hemel, die op de aarde en die onder de aarde.’ En op de andere zijde stond een afbeelding van de heilige apostel Petrus met de sleutels in de hand en voorzien van de spreuk: ‘O Jeruzalem, open uw poorten.’

Dit tweede vaandel werd overhandigd aan de kerk van Sint-Pieters. In alle Ieperse kerken werden enige lofzangen gezongen. Na alle respectieve offerandes vertrok iedereen huiswaarts. De volgende dag moesten de 436 mannen nogmaals op de Grote Markt verschijnen. De graaf bedankte hen opnieuw voor hun heldhaftige daden, hij blikte terug op hun strijd, en vertelde onder andere dat hij in het heilig land gestreden had tegen Nobilion, de Turkse koning van Albanen en Cidonen. En dat hij daar door Gods gratie en hun kloeke daden het leger van Saladinus in stukken had geslagen. En dat hij tijdens dit gevecht met deze vijfhonderd Ieperlingen gevochten had tegen wel vijfduizend Saracenen.

Ze hadden er de victorie behaald waarbij er vierhonderd Saracenen dood ter plaatse bleven en er tweehonderd van de edelste gevangen werden en waar de koning Nobilion de dood vond door de handen van onze graaf met zijn wapen voorzien van een zwarte leeuw op een gouden veld.

Het bewuste wapen was tijdens het gevecht op de grond gevallen en door Boudewijn van Komen, geboren in Ieper opgeraapt en overhandigd aan de graaf, ten teken van de victorie. Filip van de Elzas schonk dit wapen nu aan de stad van Ieper, ter eeuwige gedachtenis aan deze heugelijke kruistocht.

Het wapen was voorzien van dit opperste rode kruis met een zwarte leeuw die een kolom torste. Sindsdien hebben de Ieperlingen altijd dit wapen gevoerd. Ze voerden daarvoor alleen het onderste deel van dit wapen, zijnde een rood schild en een kruis dwars afgetekend van verscheidene kleuren, die waarachtig ooit het wapen van de oude burggraven van Ieper waren geweest, voorstellende diegenen die deze reis tot twee maal toe hadden gedaan als opperste wethouders. Dat waren Boudewijn van Komen, Gautier van de Bussche, Robert Boonaert, Guydon van Steenvoorde, Bertolf van Wervik, Jacob van Eecke, Guy de Wilde en Hugo de Stercke.

Nadat de graaf het magistraat van Ieper vereerd had met dit wapen had hij deze 436 Ieperlingen rijkelijk vergoed en gecompenseerd. Meer dan vierhonderd onder hen werden tot ridder geslagen en elkeen kreeg een wapen dat paste bij zijn naam en zijn daden. Daarbij beval hij dat er van nu af aan geen andere personen meer zouden worden aangesteld als wethouders van de stad van Ieper dan diegenen die edel waren en door hun wijsheid bekwaam om te regeren over een andere poorter. Dat gebruik was onderhouden geweest tot rond het jaar 1500.

Daarom zou je later verscheidene families die in de 18e eeuw nog in Ieper zouden leven en nu maar eenvoudige personen meer waren. Hun adellijke status was door de lengte van de tijd of door de troebele tijden of door de ondergang van hun families of het verdwijnen van hun rijkdom helemaal in de vergetelheid geraakt.

Ondertussen was Lodewijk, de zevende van die naam, koning van Frankrijk met veel volk tot bij Amiens afgezakt om graaf Filip te bevechten. Dat gevecht zou plaatsvinden aan de rivier de Doyse. Toen Filip van de Elzas daarvan op de hoogte werd gesteld, had hij de Franse koning tijdens een verschrikkelijke strijd verslagen en de overwinning behaald. Lodewijk VII sloeg daarna op vlucht naar Parijs. Graaf Filip van de Elzas die het nieuws over zijn vlucht vernam, had daarna als een leeuw verder gevochten. En daarbij verwoestte hij wat hij maar kon.

Veel Franse prinsen en graven werden door hem gevangengenomen en naar Vlaanderen gestuurd. Zo waren ze dus in Frankrijk verschrikt van Filip van de Elzas, zelfs alleen al als ze zijn naam hoorden uitspreken. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om verder campagne te voeren en Frankrijk helemaal te verwoesten. Een oorlog die twee jaar duurde. Tot uiteindelijk, door toedoen van de bisschop van Reims een vrede gesloten tussen de Franse koning Lodewijk en onze graaf Filip van de Elzas. De opluchting en de blijdschap van de Fransen was immens.

Dit is een fragment uit Boek 0000-1289 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
0000-1289
banner