banner
nov 8, 2025
6 Views
Reacties uitgeschakeld voor Taartjes in een patisserie

Taartjes in een patisserie

Written by
banner

Vrijdag 12 mei 1916. Ik had u al verteld dat we in Ieper geweest waren, om de kernachtige beeldspraak van de Britse soldaten te gebruiken, één van de ongezondste plaatsen aan het front. Het werd nog dagelijks gebombardeerd. De weg ernaartoe was al niet vrolijk. Ik beschreef u Poperinge en Vlamertinge al. Na Vlamertinge was het één wildernis. Het was een rechte, vlakke weg met bomen aan weerszijden. Het land was vlak en verlaten. De huizen waren ingestort of stonden op instorten. Men had het onaangenaam gevoel bij het benaderen van Ieper dat men de ‘Salient’ betrad, d.w.z. dat men de Duitse linies aan drie kanten kreeg. Er heerste in de verwoeste stad een diepe stilte, die slechts verbroken werd door het geluid van verre en nabije ontploffingen, één enkele keer door het instorten van afbrokkelend puin.

Geen huis was gespaard door de granaten. Straat na straat voerde ons door bouwvallen, nergens vond het zoekend oog de verpozing van een ongedeerd gebouw. Soms was onze weg omzoomd van vormeloze puinhopen en moesten we over brokstukken klauteren die midden op straat gestort waren. Dan weer stonden muren nog moedig overeind, schraagden zelfs brokken dak. Een huis was opengescheurd door de verwoesting. De voorwand was weg geploft maar de verdiepingsvloeren hielden nog stand en we zagen daarboven nog een bed en een schrijftafeltje. Dat alles was van een vaal en eentonig grijs. Het was middag en de vrolijke lentezon deed de verlatenheid en de doodse kleurloosheid van dat alles hier nog schrijnender aanvoelen.

Een verrukkelijk helder toetsje groen verkwikte ons. Het was een klimboom in een binnenplaats, zichtbaar omdat één huizenblok volledig in elkaar gebombardeerd was. Het hield zich overeind aan een afbrokkelende muur en begon onbezorgd blad te zetten nu het lente was. Een andere boom ernaast was koolzwart verbrand. Het grote plein, het was een jammerlijk schouwspel! Voor het gigantische lijk van de lakenhalle lag de stilte van de mooie aprildag extra beklemmend. Hoe goed herinnerde ik me nog hoe karakteristiek deze Grote Markt was, hoe indrukwekkend de schoonheid van het oude gebouw. De wereld was zo zorgeloos toen.

We aten taartjes in een patisserie aan de overkant. Daar was nu niets meer dan een grote leegte. De hallen zelf …. onherroepelijk vernield. Het was als symbolisch voor zoveel schoonheid en zorgeloosheid, geluk en verwachtingen die vernield waren in de voorbije jaren. De wereld was niet meer zoals die dag dat we taartjes aten in Ieper en probeerden uit te maken welke taal de juffrouw achter de toonbank sprak met haar klanten. Iedereen had foto’s gezien van de lakenhalle in elk stadium van verwoesting. Het proces ging altijd maar verder. De zware middentoren rees uit een puinhoop omhoog. Zelf, was hij lager dan halverwege afgeknot en maar één van zijn vier wanden reikte zo hoog.

Van de prachtige zijwanden van het langgerekte gebouw was zo goed als niets meer over. Aan de westkant lag het allemaal als gruis tot een eind op de muur. Het gebouw was, naar men wist, geflankeerd door ranke torentjes. Nog één daarvan stond overeind. Het was dat aan de zijde waar het zogenoemde ‘Nieuwerck’ bij aansloot. Dat was helemaal verdwenen. Hoe het torentje op zijn brok muur, in het midden van zoveel ineenstorting links en rechts, nog was kunnen blijven staan was een raadsel. Het zou wel niet meer lang duren. Het grijze puin op de grond stak vol flarden architectuur. Ik herkende fragmenten van het binnenwerk van gotische ramen en ergens lag een droevig verminkt beeld uit de gevel. Van de kerk achter de lakenhalle was nog minder overgebleven. Een koppel duiven vloog op uit de ingestorte toren. Toen we beklemd in ons gemoed tussen de bouwvallen zochten, klonk opeens het gierend fluiten van een Duitse granaat.

We keken om en beseften met een huivering hoe wijd het plein en hoe leeg de dode stad was. Een rookwolkje hing verder weg boven de puinhopen. We vatten de terugtocht aan. Telkens gierde weer een granaat door de zonnige stilte. Ik praatte met een korporaal. Hij was uiterst welgezind, granaten hadden hun schrik voor hem verloren. We verlieten dit oord van verschrikking. Voorbij Vlamertinge was de straat nog even levendig. Poperinge was nog even opgewekt en zondags. In de kleine plaatsjes waar we voorbijreden zaten de Tommies op de banken voor het estaminet ‘In den Ondank’, of de herberg ‘De Vaderlander’, en de Vlaamse meisjes hadden schik in het leven, zoals vroeger. Was de wereld misschien dan toch dezelfde gebleven?

Onze tocht ging naar een heuvel vanwaar we een mooi uitzicht op het oorlogsgebied kregen. Het was een idyllisch plekje. We picknickten in de stralende zon en vleiden ons toen maar aan de kant van het front. Een wijd vergezicht hadden we er over het land. Het was een lieflijk landschap onder de blauwe hemel. Groene velden. Veel bomen. En aardige rode dorpjes. Arme rode dorpjes, Wijtschate, Sint-Elooi, Hollebeke. Het waren gepleisterde graven als men door de kijker keek. De rode daken waren vol gaten en rustten op brokkelende muren. Geen mens was er in de straten. En in heel dat lieflijk land, als men er eens goed op lette, zag men geen levend wezen. De laantjes langs de sloten – verlaten. De akkers – verwilderd.

De huizen – leeg of in puin. In de verte de bouwvallen van Ieper, grijs in het zonlicht. De lakenhalle en de kathedraal beheersten nog altijd het stadsbeeld. Witte wolkjes verschenen elk ogenblik boven de stad, en het gerommel van verre ontploffingen drong in de stilte tot ons door. Ieper werd gebombardeerd. Opeens zag ik een vuilgroene wolk. Een lyddietbom. De loopgravenlijn was met de kijker moeiteloos te volgen. En ook daar voortdurend die witte wolkjes. Het afgebroken bombarderen vormde een wonderlijk concert in die stralende zonnedag. Het was niet alleen het gerommel van het zwaar geschut, nu eens ver en dan weer dichterbij.

Van tijd tot tijd weerklonk ook het kort en vinnig geratel van een snelvuurkanon. En dan zagen we opeens in het blauw van de lucht kleine witte wolkjes opspringen en er volgden dan harde, bonzende knallen. Dat wilde zeggen dat er een vliegtuig beschoten werd en we zochten het toestel in onze kijkers. Daar kwam hij van achter een stralend-witte wolk tevoorschijn. In de zon flikkerden zijn vleugels als de vleugels van een waterjuffer. De cirkels onderaan geschilderd, toonden dat het een Brit was. We zagen ook eens een Duits vliegtuig, heel hoog vliegend met het kruis onder de vleugels.

Dit is een fragment uit Boek 1916-1917 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1916-1917
banner