banner
okt 2, 2025
24 Views
Reacties uitgeschakeld voor Het hoge offer van Ieper

Het hoge offer van Ieper

Written by
banner

Woensdag 19 mei 1920. Vandaag was het de dag waarop de Britse regering het hoge offer van Ieper voor de hele wereld erkende, door aan de stad het Militaire Kruis te verlenen, dat maarschalk French, de legeraanvoerder in die geduchte worsteling van 1914 kwam overbrengen. Ieper was als een puinhoop overgebleven. Tussen de ruïnes en in de omgeving te Zonnebeke, Zillebeke, Sint-Jan, Sint-Juliaan, Wieltje, Poelkapelle, Passendale, Hooge, Geluveld, Voormezele, Kemmel, Wijtschate, Mesen, Ploegsteert, aan de Ieperlee, de Sint-Jansbeek, de Geer, bij de vijver van Bellewaarde, ja overal in deze eertijds zo’n weelderige heerlijke streek; rustten nu duizenden jonge mannen uit Engeland, Schotland, Ierland, uit Australië, Zuid-Afrika, Canada, India, … die hun leven moesten laten in de geweldige strijd tegen de Duitsers.

Luitenant-kolonel Henry Beckles Willson schreef; ‘wat Jeruzalem was voor het Joodse ras en Mekka voor de Mohammedanen, moest Ieper ook zijn voor de miljoenen die tijdens deze lange oorlog een echtgenoot, zoon of broer verloren, welke nu sluimerden nabij het zwijgende belfort.’ Ieper en omgeving was voor de Britten ‘heilige grond’. Een vierde van een miljoen krijgslieden lagen er in hun eeuwige slaap. Iedere soldaat had herinneringen aan Ieper. In Italië vroeg men mij naar Ieper. In Egypte ontmoette ik militairen die wensten te weten of de brug bij de Rijselpoort nog bestond. De schrijver had Ieper in zijn puin bijna onveranderd als kerkhof willen laten, als heilige rustplaats. Elke divisie kon zijn eigen plaats hebben, de garde in de schaduw van Sint-Jacobs, de troepen die in oktober 1914 de stortvloed stuitten, bij Sint-Pieters.

De eerste zeven divisies aan de Menenpoort, waar de straatstenen afgesleten waren door de dreunende voetstappen en het geratel van de kanonnen die vier jaar lang deze weg gebruikten naar het strijdperk. Er was te Ieper geen voet grond die niet door bloed geheiligd was. We begrepen deze wens ten volle, ingegeven door een diep ernstig gevoel. Maar wij Belgen, dachten ook zo aan het IJzergebied Welke herinneringen leefden daar nog wel? Hoeveel gewijde punten lagen ook daar niet die ons vertelden over de helden-martelaars uit oktober 1914 en de volgende jaren. Maar konden wij, Vlamingen, ons gewest laten veranderen in één uitgestrekte begraafplaats?

Ons volk wilde weer wonen waar het zijn offers bracht en leven wekken uit de dood. Was ook dat niet heerlijk? En de Britten mochten overtuigd zijn dat dit en de volgende geslachten die te Ieper woonden de rustplaatsen van de doden in hoge eer zouden houden. Veilig in de schaduw van het Kruis waarmee oud Engeland vandaag deze stad met zijn offer kwam vereren. Om 13u43 vertrok uit het Noordstation te Brussel een extra trein die de koning en zijn gevolg naar Ieper voerden. De zon lag over Vlaanderen toen we langs Denderleeuw, Oudenaarde en Kortrijk reden en de rijen mannen en vrouwen die de vlasaarde wiedden, verpoosden even om naar de trein te staren.

Maarschalk French landde rond deze tijd te Oostende waar generaal Jungbluth hem namens de koning verwelkomde. Ze begaven zich ook met een extra trein naar Ieper. We zagen boven al de ruïnes van Wervik de fijne, gelukkig gespaarde toren, de enige in een zeer wijde streek. En dan aan de uitkant van de stad – welk een tafereel – met al die verweerde kruisen op de Duitse graven te midden van ontluikende rozelaars en hoog gras en daarrond barakken van allerlei soorten; ruime maar ook kleine holen onder een gegolfde plaat. Dan kwam met hetzelfde beeld een land vol armoede, ontbering, ellende waar de moedige en wilskrachtige Vlamingen als paria’s leefden. We reden naar een plechtigheid maar met een hart vol bitterheid en weemoed. Want een calvarieweg voerde ons naar Ieper, een trage rit en hier bij Houtem en Zillebeke was het land een weinig meer bebouwd. Men wilde wel, maar men kon niet.

En dan was het de volle wildernis zodat zelfs de bedienden van onze trein ontzet door de ramen staarden naar die oneindige vlakte vol wilde grassen en dode stammen van bomen en kruisen. Om 16u45 bereikten we Ieper. De stad had haar ellende in een vlaggentooi gehuld. Een afdeling van de 2e Linie van Gent bewees de militaire eer. Het volkslied weerklonk. De koning stapte uit en schouwde de troepen. Hij drukte de hand van de militaire overheden, van burgemeester Colaert en van de provinciegouverneur. Op het plein stond een dichte menigte. Velen hadden van de schone namiddag gebruikgemaakt om naar Ieper te komen, want de bevolking waardeerde deze onderscheiding.

Dit is een fragment uit Boek 1918-1924 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1918-1924
banner