Donderdag 25 april 1907. De stad werd mooi! We hadden een ogenblik gemeend dat er dit jaar een verslapping zou komen in het bouwen. Maar we zagen ons verplicht om te bekennen dat we ons vergist hadden. Men bouwde overal. Er werden nieuwe huizen opgericht, de ene al schoner dan de andere en er waren er voor alle goestingen. De Capronstraat zou weldra een hele kant volledig afgewerkt hebben, behalve een hoek die moeilijk een koper zou vinden omdat die zich op een opgevulde gracht bevond. Indien de stad er wilde in toestemmen om wat te doen aan de prijs dan zou er zich weldra een liefhebber komen aanbieden en zou ook die hoek bebouwd worden.
Het ware overigens in het belang van de stad om daar in toe te stemmen want de grond die aan de hoek paalde in de verlenging van de nieuwe straat zou ermee aan waarde winnen. Op de nieuw ontworpen boulevard van het station naar de weg van Poperinge zouden nieuwe huizen gebouwd worden, en onder andere twee herbergen, de noodzaak er aan liet zich nu al gevoelen. Op de Stationsplaats, waar één kant zich onderscheidde door zeer schone gebouwen waarvan de huizen langs die kant van de stad nauwelijks vijf jaar geleden een droevige indruk maakten, was er nu sprake om ook een nieuwe herberg te bouwen, palende aan het Hotel des Brasseurs.
Donderdag 2 mei 1907. Nu het mooi weer teruggekeerd was, haastten we ons om een wandeling te doen op de boulevards die gekend waren als de schoonste van het land. Inderdaad; het geheel van onze wandelwegen was prachtig en afwisselend. Bomen van alle soorten tooiden zich op dit moment met hun bladeren van jeugdig groen en de vogels die gelukkig waren om een weldoende zon te zien, vermaakten ons met hun zoetluidend gezang. De werklieden van de stad arbeidden daar en herstelden de grasperken die verwoest waren door de kinderen die meer op straat liepen dan naar school te gaan.
De opvoeding van de kinderen liet helaas veel te wensen over. Ze waren onbeleefd en lastig. Volgens de raadgevingen van een leraar van een boomkwekerijschool van Gent werden enkele zwakke bomen geveld en vervangen door enkele nog onbekende soorten op onze wallen. Ze vervolledigden de al zo schone en zo afwisselende verzameling.
Zaterdag 29 juni 1907. We lazen dat er in 1905 te Ieper 29 onwettige kinderen op 508 ter wereld waren gekomen. Te weten: een op de Grote Markt, twee in de Sint-Jacobsstraat, een in de Bukkersstraat, vier in de Klaverstraat, een in de Neerstraat, een op het Zaalhof, twee in de Doorgang, twee op de Veemarkt, een in de Nieuwe Houtmarktstraat, een in de Sint-Maartensnieuwweg, negen op Sint-Jacobsbuiten, twee op Sint-Pietersbuiten en twee op Sint-Niklaasbuiten. Gelukkig werden daarvan vijftien wettig gemaakt door het opvolgend huwelijk van hun onvoorzichtige ouders.
Maar er bleven er twaalf waarvan de plichtige vader zich niet had wil laten kennen, noch bij het opstellen van de geboorteakte noch later. En twee die onmenselijk te vinden gelegd werden en noch vader noch moeder kenden: onbeschaamde zedeloosheid: ziedaar uw werk! Als gij elkaar beminde, waarom trouwde gij dan niet? Zoals de 121 gelukkige koppels die in 1905 te Ieper in het huwelijksbootje stapten. Er werden ongelukkig genoeg drie echtscheidingen uitgesproken en 417 doden begraven waaronder zeventien doodgeboren kinderen en 61 mensen die slechts tijdelijk te Ieper woonden.
Dit zijn fragmenten uit Boek 1877-1913 van de Grote Kroniek van Ieper