Vrijdag 11 oktober 1799. De parochiekerk van Sint-Maarten binnen Ieper werd openbaar te koop gezet door het bestuur van de streek van het departement van de Leie te Brugge en werd daar op diezelfde dag verkocht aan een zekere Le Bon, koster van diezelfde kerk voor rekening en met de penningen van de milddadigste van diezelfde parochie die deze penningen te dien einde voorgeschoten hadden om de kerk niet in handen te laten vallen van kopers die ze direct zouden hebben laten afbreken, zoals dat gebeurd is met andere kerken en kloosters. Te weten;
• De Sint-Niklaaskerk. De gebouwen en grond van deze parochiekerk werden verkocht op 2 december 1799 aan koperslager Joseph Beharelle, oude klerenkopers Bernard Didier en Jacobus De Brucqué en anderen. Ze zouden op 6 januari 1800 beginnen met de kerk af te breken. Waarbij ik ondergetekende, daar zoals dat het geval was met de andere parochiekerken, kloosters en godshuizen tijdens vergaderingen alle opschriften van de zerkstenen, memories en oude praalgraven die zich daar bevonden had opgeschreven. Door het afbreken werden de parochianen van hun kerk beroofd.
• Op de 14de oktober 1799, werd te Brugge de kathedraalkerk van Sint-Maartens te Ieper openbaar verkocht ‘à la hausse’. Die werd gekocht door een compagnie van Ieper. Sommigen beweren dat er wel 40.000 Vlaamse guldens voor werden betaald. De 17e oktober werd de kerk gesloten en de volgende dag opnieuw geopend omdat het zondag was, maar naar verluidt werd de kerk met grote winst afgekocht.
• In 1799 was de kapel van de H. Geest in Brugge verkocht ‘à la hausse’. De kopers waren drie à vier gemene burgers en de kapel werd seffens afgebroken tot aan de grond zodat de kasseiweg weer vlak was zoals de rest. Rond diezelfde tijd werd ook de parochiekerk van Sint-Niklaas verkocht, samen met de abdij van Sint-Jans die seffens werden afgebroken.
• Op de 7e april 1799 werden de gebouwen van de abdij van Sint-Jans te Brugge verkocht aan een zekere Jan Antony van Ieper. Maar die werden maar ten dele afgebroken aangezien de parochianen naderhand een deel ervan hadden gekocht om die te laten dienen als een hulpkerk van Sint-Niklaas.
• Recolletten. Op 7 april 1798 werd het klooster van de recolletten dat stond aan de noordzijde van de Recollettenstraat, daar gebouwd ten jare 1255 te Brugge verkocht aan een zekere Joseph Rappelier van Rijsel. Hij was zelf begonnen met de afbraak ervan via metser Jan-François Dely en timmerman Pieter Delmaere. De koopsom van het gebouw was echter nooit betaald en deze werd opnieuw verkocht aan Maria-Anne Speelman, de weduwe van Petrus Iweins, de overleden griffier van de vierschaar. Ze had het klooster overgelaten aan Hendrik Verstraete, zoon van Emmanuel die met het afbreken was verdergegaan. Zodanig dat twee jaren later al de gebouwen van dit klooster samen met de kerk plat lagen.
• Het klooster van de zwarte zusters. Dit klooster dat voordien toebehoorde aan de karmelietessen, gezeid theresianen werd door het streekbestuur van het departement te Brugge op 22 juni 1798 verkocht aan Honoré Van Lerberghe, getrouwd met Marie Ryckaseys, de dochter van Jan Baptiste en van Maria Joanne Demeere. Deze had het grootste deel ervan afgebroken en ten jare 1805 zou hij de overblijvende gebouwen met de grond verkopen aan Timotheüs Van Houtte, de zoon van Jan.
• Nonnenbossen. Deze abdij werd op 16 november 1797 verkocht aan de Ieperse winkelier Pieter Dominicus Beke. Deze kerk werd compleet afgebroken, maar de verderop staande gebouwen waren voor het grootste deel blijven staan.
• Engelse Nonnen. De gebouwen van het klooster der Engelse nonnen, staande aan de oostzijde van de Klierstraat waren niet verkocht geweest, aangezien deze religieuzen in heel de uitgestrektheid van de staat behouden werden.
• Carmers. Het klooster van de geschoeide karmelieten werd op 16 november 1797 te Brugge verkocht aan Joannes Ferryn Van de Wiele die het grootste deel ervan zelf had afgebroken en op de grond ervan een herberg, smisse en andere gebouwen had doen bouwen.
• Predikheren. Het klooster, de kerk en de tuinen van de predikheren waar zoals men wist aanvankelijk de jezuïeten gewoond hadden, werden verkocht door het departement te Brugge op de 20e november 1797 aan de heer Van Lerberghe-Ryckaseys. Deze was de gebouwen van dit klooster beginnen afbreken en had die naderhand verkocht aan koopman Timotheüs Van Houtte die met het afbreken was verdergegaan. Op een manier dat – met uitzondering van de toren – de gebouwen in 1809 bijna helemaal plat zouden liggen.
Dit is een fragment uit Boek 1785-1829 van De Grote Kroniek van Ieper


