banner
feb 3, 2025
186 Views
Reacties uitgeschakeld voor Drama aan het Prinsenhof

Drama aan het Prinsenhof

Written by
banner

Donderdag 31 augustus 1780. Twee mannen, te weten Joannes Gryson en Pieter Warre – Ieperlingen en timmermansknechten – begonnen na de middag aan de onderkant van de toren van de oude kerk van de paters predikheren te kappen. Met de bedoeling van die te slechten en te laten neervallen. Volgens het akkoord dat ze gemaakt en aangenomen hadden, kregen ze om de toren om te werpen elk twee kroonstukken. En wanneer ze nu gewerkt hadden tot ongeveer 18u15 van diezelfde dag, zo werden ze gewaarschuwd door enkele omstaanders dat ze moesten vluchten omdat ze vreesden dat de toren onvoorzien zou neervallen en hen zou bedriegen. Maar de timmerknechten wilden niet luisteren. Ze werden echter korte tijd later gewaar dat het gebouw begon te scheuren.

Waardoor Pieter Warre zijn collega Joannes Gryson bij de hand nam om met hem weg te lopen, maar Gryson was niet gehaast en toen Warre een afvallende steen op zijn hoofd kreeg, was hij alleen weggelopen in de richting van het strooien huisje en Joannes Gryson die nu naar het convent wilde vluchten, werd door de invallende toren verrast, verpletterd en eronder begraven. En toen men na dat schromelijk gedruis van de invallende toren naar de werklieden zocht, zo werd deze Joannes Gryson vermist. Dus had men geoordeeld dat hij onder de toren verongelukt was en daarom hadden ze wel met 30 werklieden onder de steenhopen naar hem gezocht en hem die dag niet gevonden. Maar de volgende dag om 3u in de ochtend begonnen ze opnieuw te zoeken onder de ruïnes en hadden ze hem aangetroffen, recht voor de kerk tegen de haag van de blekerij, helemaal verpletterd en dood.

Hij werd door de wet van de kasselrij geschouwd vermits de oude kerk van de predikheren op de kasselrij stond. Hij werd nog diezelfde dag begraven op het kerkhof van Sint-Pieters. De oude, verlaten en afgebroken kerk van de predikheren werd in de voorgaande eeuw gebouwd, ten jare 1634, omtrent de stadsvestingen, tussen de Tempelpoort en de Mesenpoort, aan de westzijde van een grote muur, nu genaamd het Prinsenhof. Deze kerk was groot en lang. De voorkerk bestond uit drie beuken, ondersteund door twee rijen kolommen of pilaren. Deze kerk had een uitnemende schoon en lang koor dat weinig korter was in de lengte als de voorkerken dat de voorkerk aan een zijde blind was, want aan de westkant waren er geen glazen vensters omdat het pand en de slaapzalen daartegen gebouwd stonden. Het koor was geplaveid met schone marmeren stenen.

De voorkerk was versierd, boven de biechtstoelen, tussen de glasvensters, aan de ene zijde en tegen de blinde muur aan de andere zijde met grote stenen beelden, rondom versierd en een beetje vergelijkbaar met de kerk van de gewezen jezuïeten. De kerk was versierd met vijf altaren. Het hoog altaar in het koor was toegewijd aan de bekering van de heilige apostel Paulus. De twee altaren die stonden tegen de ruggen van de zitstoelen van de paters, binnen de communiebank waren ter ere van O.L.V. van de heilige Rozenkrans (aan de oostzijde) en ter ere van het kindje Jezus (westkant). De altaren aan de twee zijbeuken, dat aan de oostkant was toegeëigend aan de heilige Petrus martelaar van de orde der predikheren en die aan de westzijde aan de heilige martelares Apollonia. In één woord, het was een schone en grote kerk, ja de schoonste kerk van de vier biddende ordes binnen de stad van Ieper. Deze kerk had daar gestaan voor een tijd van 146 jaar.

Dit is een fragment uit Boek 1600-1784 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1600-1784
banner