banner
apr 2, 2025
120 Views
Reacties uitgeschakeld voor De toespraak van burgemeester Beke

De toespraak van burgemeester Beke

Written by
banner

Zondag 8 augustus 1869. In de maand augustus van 1869 waren de restauratiewerken van onze oude schepenkamer afgewerkt. Het stadsbestuur had beslist om de inhuldiging van de gerestaureerde kamer te organiseren tijdens de jubileumfeesten van de bevrijding van Ieper in 1383, t.t.z. op Thuyndag. Die inhuldiging vond plaats op 8 augustus 1869. Het verslag van deze plechtige gebeurtenis stond geregistreerd in de stedelijke akte van de gemeenteraadsverslagen. Daarin stond te lezen dat op de middag van 8 augustus 1869 een aantal personaliteiten samengekomen waren in het stadhuis.

Dat waren inspecteur van schone kunsten Van Soust de Borkenfeld, een afgevaardigde van de regering, de gemeenteraadsleden en het schepencollege, de gewezen burgemeesters en schepenen van de stad, de burgerlijke functionarissen, de officieren van het pompierkorps, de leden van de geestelijkheid, enz.. Ze waren allemaal uitgenodigd door het stadsbestuur.

Om 12u15 begaf het gezelschap zich naar de grote zaal van de lakenhalle die de westelijke vleugel vormde van het gebouw die uitkeek op de Aalstraat. Het muziekkorps van de pompiers kondigde hun aankomst aan. Een talrijk publiek was samengestroomd in de grote zaal waar de plechtigheid zou doorgaan. De gereserveerde plaatsen op de eerste rijen waren ingenomen door de dames en door andere notabelen van de stad en het arrondissement.

De afgevaardigde van de regering, de burgemeester en de autoriteiten namen plaats op de tribune die opgesteld stond langs de noordelijke muur van de grote zaal. Deze tribune was opgetrokken in de decoratieve stijl van de 15e eeuw. Achter de autoriteiten stonden de leden van het onderwijzend korps dat geleid werd door het stadsbestuur, met daarnaast ook de officieren van het garnizoen, de artiesten, schrijvers en mensen die vreemd waren aan de stad Ieper maar toch afgezakt waren om deze ceremonie bij te wonen.

Burgemeester Beke opende de sessie met een toespraak die natuurlijk het historisch karakter van Ieper schetste. En die ging als volgt: ‘Mijne heren. De stad van Ieper die nu wat weggezakt was in de vergetelheid, was tijdens de middeleeuwen een van de welvarendste steden van het graafschap Vlaanderen. Vanaf de 12e eeuw beschikte de stad over een aanzienlijk aantal kerken en weldadigheidsinstellingen. In 1247 had het stadsbestuur aan paus Innocentius IV laten weten dat hun stad 200.000 inwoners telde.

Ieper had dat te wijten aan de ongelooflijke ontwikkeling van de lakennijverheid in de loop van de 12e eeuw. Onze stad was er in geslaagd om een schitterende monument, een onvervalste schat van die lakennijverheid te behouden, dat was natuurlijk zijn lakenhalle die gebouwd was bij het begin van de 13e eeuw. Dit gebouw, het meest grandioze van het land en misschien van het continent had tijdens de loop van de eeuwen de meest levendige bezorgdheid uitgemaakt omdat het monument een diepgaande verering uitmaakte voor onze inwoners. De lakenhalle riep de herinnering op van de meest gelukkige en glorieuze geschiedenis van onze stad. De strijd voor het behoud van hun welvaart stond als het ware gegroefd in elke steen van dit gebouw dat opgetrokken was op kosten van de supermachtige gilde van de lakenhandelaars.’

‘Het majestueuze belfort dat fier oprees in het midden van de lakenhalle symboliseerde voor onze voorvaderen de triomf van de stad, zijn bevrijding, zijn vrijheden en zijn privileges. Maar er hadden zich moeilijke jaren aangediend in het Belgisch verleden en daarbij werd de Ieperse lakenhalle compleet uit het oog verloren en verwaarloosd. Het was op het einde van de vorige eeuw en tijdens de eerste vijftien jaren van de 19e eeuw dat men stilaan begon met schade aan te brengen aan de lakenhalle en het gebouw beroofde van zijn kostbaarste versieringen, onder het voorwendsel dat ze de attributen van despotisme en bijgeloof voorstelden.

De beelden van de patrones van de stad en die van de oude graven van Vlaanderen die de zuidelijke gevel van het gebouw sierden, werden van hun sokkels gerukt en verbrijzeld op de vloerstenen van de Grote Markt. Men schonk zelfs geen gratie aan de leeuw die in zijn klauwen het oud embleem van onze stad vasthield, deze leeuw die als het symbool van onze vrije stad diende. Leeuw en schild werden ongenadig opgeofferd als zijnde symbolen van het despotisme en de ondergeschiktheid van het volk.’

‘Het was een fatale vergissing die begaan werd door het meest onwetende deel van onze bevolking die opgehitst was door het soldatenheldendom op den vreemde. Dat vandalisme werd in latere tijden hersteld. Bij de oprichting van het koninkrijk der Verenigde Nederlanden beloofde men tegemoet te komen aan de onafhankelijkheidsverwachtingen die elke Belg al sinds vele eeuwen in zijn hart droeg. Dat was het moment dat er een beweging ontstond die het behoud en de restauratie van de Belgische monumenten nastreefde.

De stad Ieper bleef niet achter bij die beweging. Bij het begin van het bewind van Willem I telde onze stad onder zijn schepenen een magistraat die later burgemeester zou worden en die we tot op heden nog altijd bewonderden en achtten. Zoals al aangegeven was de lakenhalle gemutileerd, verwoest en dan overgelaten aan de vergetelheid en de ravage van de tijd. De heer Carton nam de taak op zijn schouders om dit oude monument te redden van een dreigende ondergang. En hij begon aan het proces van de heropstanding van onze lakenhalle uit zijn ruïnes. De immens gapende daken die overal het regenwater naar binnen lieten sijpelen, werden tegen grote kosten gerestaureerd.’

‘De muren, gebarsten en geïnfiltreerd van het water, werden hersteld. Het eerbare magistraat stelde zich niet tevreden met die bescheiden onderhouds- en conserveringsinspanningen maar ondernam ook restauratiewerken van bepaalde decoratieve onderdelen van de lakenhalle. Het was op dat ogenblik dat men volgens een nieuw plan de enorme trap liet bouwen in het midden van de Grote Markt, een trap die leidde naar de eerste verdieping van het belfort. Een aanhangsel dat later verguisd zou worden. Maar toch mocht men die trap beschouwen als een opmerkelijke constructie. Veel van onze inwoners zouden zich later beklagen over de afbraak ervan. Schepen Carton was de initiatiefnemer van de restauratiewerken van onze lakenhalle.

Na een eerste structurele restauratie van dak en muren werd nu begonnen aan de artistieke restauratie van het gebouw. Die werken werden aangevat enkele jaren na de Belgische onafhankelijkheid van 1830. België had zijn onafhankelijkheid verworven en wenste veel belang te hechten aan de grote herinneringen en souvenirs van het verleden en wou aantonen dat de nieuwe orde geenszins een einde maakte aan die oude herinneringen. Er diende integendeel veel aandacht besteed te worden aan de historische tradities en waarden. Het nieuwe land België vond eigenheid en verleden in zijn majestueuze burgerlijke gebouwen en zijn schitterende kerken.’

‘Zijn grote stadhuizen en imposante belforten domineerden de stedelijke bevolking en bewezen energiek hoe hard de stedelingen hadden gevochten voor hun vrijheden, rechten en privileges. Het waren deze inspanningen die in het hart van onze bevolking de gedachten aan onafhankelijkheid en vrijheid gevormd hadden. Diegene die nu gebeiteld waren in de nieuwe Belgische grondwet. De nieuwe regering was er al van bij het begin van overtuigd dat men zijn herinneringen moest koesteren en het was in die dagen dat er beslist werd om de oude Belgische gebouwen in hun oude waardigheid te herstellen. Het was met dat doel voor ogen dat in 1835 de Koninklijke Commissie van Monumenten opgericht werd. Tezelfdertijd werden er subsidies toegekend aan steden die zich wilden inschrijven op het restauratietraject van de Belgische regering. Ieper aarzelde niet om zich vast te klikken aan die ambitie.’

Dit is een fragment uit Boek 1830-1876 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1830-1876
banner