Zondag 9 oktober 1927. Onder de werken die nog door de stad moesten uitgevoerd worden en rechtstreeks verband hielden met de openbare gezondheid waren nog het waterbevoorradingsstelsel met het bouwen van de filters te Zillebeke en het zwemdok. Over het filtreerstation wat wel het belangrijkste was, werd er reeds onderhandeld door staat en stad. We hoopten dat de oplossing ervan nakend was. Wat het zwemdok betrof zou dit volgens de jongste berichten in aanbesteding worden gebracht. Op de plaats van de oude instelling zou een kom van mindere afmetingen worden heropgebouwd. En nu mocht men zich afvragen of het wel doelmatig was om de heraanleg van een verouderde inrichting te bekostigen.
In alle steden waar vroeger een open zwemkom was aangelegd, werden nu overdekte zwemplaatsen gebouwd. Waarom dan niet de ervaring van andere steden volgen en een moderne instelling bouwen, of tenminste de kredieten die nu beschikbaar waren op dergelijk manier te gebruiken zodat geleidelijk aan een moderne infrastructuur zou kunnen verwezenlijkt worden? Ook de plaats waar de oude zwemkom ingericht was, was ongeschikt. Vroeger werd die plek aangewezen omdat de kom door het water van de grachten werd gespijsd. Maar nu, met het oog op de waterbevoorrading van inwoners en nijverheid was het een plicht voor het stadsbestuur om het water niet te verkwisten.
Om het oude zwemdok te spijzen, moest de waterspiegel vanaf de Rijselpoort tot aan de zwemkom hoog gehouden worden. Omdat deze grachten met het water van Zillebekevijver gevuld werden, en dit gedurende de zomermaanden, wanneer de verdamping en het waterverbruik hun hoogtepunt bereikten, was met het oud systeem de verkwisting groot. Ook gebeurde het meer dan eens dat, om de watervoorraad te sparen, de waterspiegel in de grachten niet meer kon behouden worden en dat het onmogelijk was om het water in het zwemdok te vernieuwen. En zo was men heel natuurlijk tot het besluit gekomen om de zwemkom met de waterleiding te verbinden. Er bestond dus geen reden meer om de oude plaats te behouden. Een andere en beter geschikte grond waar het bouwen ook goedkoper zou zijn, was gemakkelijk te vinden. Bijvoorbeeld het Zaalhof, de Esplanade of het vroegere Waterkasteel. Het natuurschoon van de buiten- en binnenwandeling zou er niet bij verliezen. Het was dus te wensen dat binnenkort een goed en modern aangelegd zwembad zou worden opgetrokken.
En, was het huidige krediet momenteel ontoereikend, dan zou men de werken op dergelijke manier kunnen opvatten zodat mogelijke verbeteringen later zouden kunnen worden aangebracht. Het verwarmen van het water, het installeren van zit- en stortbaden moest voorzien worden. Het ging hier niet alleen maar om een aangename liefhebberij. Zwemmen was niet alleen een nuttige sport maar ook een gezonde sport. Om maar van de schoolkinderen te spreken, zouden die door het zwemmen lichamelijk beter ontwikkeld worden dan door elke andere klassieke oefening. Maar dat was slechts mogelijk in een goed ingerichte zwemschool. Tot nu toe werd de stad als een moderne stad heropgebouwd, het zou toch jammer zijn moest Ieper niet ‘up-to-date’ blijven.
Dit is een fragment uit Boek 1925-1945 van De Grote Kroniek van Ieper


