Zondag 8 augustus 1790. De dag was bestemd om de kanonnen en de vaandels van de vrijwilligers te wijden. Heel de stad was op de been. Om 8u waren alle vrijwilligers, ten getale van vierhonderd vergaderd op de Grote Markt, allen in gelijke kleding. Ze zetten zich daar op orde en op de tonen van muziek waren ze naar het huis van de heer Malou-Riga gestapt om daar de twee stukken kanon en twee vaandels af te halen die nu werden geschonken aan het corpus van de vrijwilligers, in naam van de dochters van Ieper.
Op deze kanonnen en vaandels was Onze-Lieve-Vrouw van Thuyne afgebeeld met daarbij het opschrift ‘Gift der Ieperse dochters’. Van daar vertrokken ze met de volgende trein. Vooraan stapten acht jonge kinderen als maagden gekleed, dragende elk een werktuig dat diende voor het laden of kuisen van het kanon. Dan volgde een compagnie jonge vrijwilligers bestaande uit ongeveer dertig jonge kinderen, daarna vier maagdjes die diverse Latijnse zinnebeelden droegen, allen met toepassing op de staatsomwenteling.
Nu volgde een maagd die de lofdichten droeg welke nog diezelfde dag zouden opgedragen worden aan de bestuurders van de oorlogszaken, Malou-Riga, De Patin, Meynne en Van Zandycke. Ze waren geschreven door Karel-Lodewijk Fournier, een dichter en kunstschilder geboortig van Ieper. Dan volgde nog een maagd die de godsdienst verbeeldde. Ze droeg een kruis en het evangelieboek. Daarna volgden ongeveer honderd Ieperse dochters die uit vaderlandsliefde de kanonnen en vaandels hadden laten maken om die aan de vrijwilligers te vereren. Deze trein ging op die manier naar de Kleine Markt. Van daar werden de vaandels in de Sint-Maartenskerk gedragen en daar met een grote plechtigheid gewijd door de bisschop. Nadien werden deze kanonnen voor de hoofdwacht opgesteld, onder het spelen van de beiaard, van de muziek en het uitspreken van een lofdicht opgedragen aan voormelde heren.
Dit is een fragment uit Boek 1785-1829 van De Grote Kroniek van Ieper
