Woensdag 14 januari 1852. Het zou niet eenvoudig zijn onze stelling te contesteren dat de Rijselstraat veruit te verkiezen was boven de Diksmuidestraat om te dienen als avenue van en naar het spoorwegstation. Het was immers veel beter om dat nieuwe station te vestigen ten zuiden van de stad, bij de Mesenpoort. Dat was veel beter dan een inplanting aan de noordzijde van Ieper of op gelijk welke andere plaats. Niet alleen beschikte de Rijselstraat als enige straat over monumentale afmetingen. Zijn lengte en breedte waren ideaal voor een gemakkelijke en grandioze avenue om er zonder problemen voertuigen en transport plaats te bieden. We mochten daarbij niet vergeten dat deze grote weg aangelegd was als bij de Romeinen en beschikte over een laterale en parallelle afloop met de Dhondtstraat met welke straat er meerdere directe en gemakkelijke verbindingen bestonden, zoals de traverse van Austerlitz (achter het Nazareth), de Oude Kleermarkt, naast meerdere kleine straatjes en de doorgang van het Sint-Pieterskerkhof voor de voetgangers.
Al die afvoerwegen waren belangrijk als zich in de Rijselstraat onvoorziene opstoppingen zouden voordien. Daarbij was de Dhondtstraat even breed als de Diksmuidestraat en kon die straat dus perfect dienen als afleiding voor de Rijselstraat. Mocht men daar nog aan twijfelen? De Diksmuidestraat beschikte niet over zijwegen en was gewoonweg veel te smal om al het verkeer op zichzelf te dragen. Van zodra geblokkeerd, zou de straat er bekaaid vanaf komen met zijn alternatieven door de Nieuwe Houtmarkt of door de Recollettenstraat, twee wanhopige lapmiddelen die de mensen zouden wegleiden van de Grote Markt in plaats van er naartoe.
Misschien kon een vijand van de arme mensen in onze stad zich uitspreken tegen het station bij de Rijselpoort. Maar waarom toch? Ter hoogte van Sint-Pieters bevond zich het kwartier van de arme lieden, ze woonden er sinds onheugelijke tijden. Werd het stilaan geen tijd om zich wat van hun lot aan te trekken? Met het station bood zich een gelegenheid die men niet mocht verwaarlozen! Met het station aan de Rijselpoort zouden de werklieden altijd bij de hand zijn om elke soort van werk of assistentie uit te voeren. Het station zou aan hun achterdeur liggen. Dubbel zo gemakkelijk voor de noeste werkers en voor diegenen – reizigers, handelaars en anderen – die nood hadden aan vervoer, karren, verpakkingen, laden en lossen. Helpende handen bevonden zich daar in overvloed.
Waarom zouden we de bevolking van de Neerstraat, Tegelstraat, Klaverstraat en andere veroordelen om hun sjouwwerk te moeten uitvoeren in een oord zover van zijn woningen tijdens de zo talrijke regenachtige dagen? Door weer en wind, door stort- en sneeuwbuien konden ze hier deze klusjes klaren in hun eigen achtertuin i.p.v. zich te moeten begeven naar de overzijde van de stad, ver van vrouw en kinderen. Met het station in hun directe omgeving konden ze gemakkelijk verwittigd worden, zich verfrissen en hun gezinnen verzorgen. Het volstond dat één iemand van het gezin naar het station ging kijken of er werk gevraagd werd, terugkeren zonder werk zou geen moeite kosten. In de armetierige straten van het volkrijke Sint-Pieterskwartier heerste nog altijd tristesse en armoede. Het dreunen van elke aankomende trein zou een teken van arbeid en werk zijn waarbij de inwoners extra moed konden vatten in hun grauw bestaan.
Dit is een fragment uit Boek 1830-1876 van De Grote Kroniek van Ieper


