banner
mei 16, 2025
107 Views
Reacties uitgeschakeld voor Het sinister plaatje van 1383

Het sinister plaatje van 1383

Written by
banner

Half augustus 1383. De thuyn werd uiteindelijk uitgeroepen tot hun leidmotief en zou voortaan de basis vormen van de naam Onze-Lieve-Vrouw van Thuyne. Het stond in elk geval zo neergepend in de archieven van de minderbroeders. Enkele dagen na de belegering werd in de stad een plechtige processie georganiseerd waar alle bewoners aan deelnamen. De mensen konden maar zo dankbaar zijn voor hun redding.

De Ieperse magistratuur zou in 1384, één jaar na de illustere feiten een decreet uitvaardigen dat er vanaf dat moment jaarlijks een processie zou uitgaan op de eerste zondag van de maand augustus. De euforie van de overwinning tegen de Engelsen en de Gentenaars hield enkele dagen aan. Het duurde nog een tijdje vooraleer de Ieperlingen echt begonnen te beseffen in welke lamentabele toestand hun stad achtergebleven was. In het heetst van de strijd had niemand enige tijd of aandacht besteed aan de verwoestingen en de vernielingen.

Vooral de buitenwijken bevonden zich in een schrijnende toestand. De gebieden waar enkele maanden geleden nog het vlijtigste en actiefste deel van de bevolking woonde, waren nu veranderd in een uitgestrekte wildernis die bezaaid was met ruïnes. Her en der in dit desolate gebied verrezen de door het vuur verwoestte torens die klaar stonden om in te storten. De kerken van het heilig kruis en van Sint-Michiel waren volledig vernield. Die van Sint-Jan en van Onze-Lieve-Vrouw ten Brielen zwaar beschadigd maar ze bleven uiteindelijk toch overeind.

Verscheidene kloosters met onder andere dat van Sint-Christina, dat van de begijnen en van Sint-Thomas hadden zodanig te lijden gekregen, dat er niet veel meer anders te doen viel dan die af te breken. Van de duizenden arbeidershuisjes restten alleen maar stapels puin.

Ook in de binnenstad was de schade substantieel. De vestingen waren zwaar beschadigd. Veel vestingmuren waren stuk. Het hele systeem van waterleiding dat de stad van zoet water moest voorzien, was kapot. Het kanaal en de vaart waarlangs de goederen de stad binnen moesten komen, waren onbruikbaar geworden. De vijandelijke stenen ballen en de duizenden brandende projectielen hadden aanzienlijke schade toegebracht aan de gebouwen in het centrum. Het dak van de lakenhalle moest helemaal vernieuwd worden.

Zelfs de draak die al die tijd hoog boven het belfort uit torende, moest gedemonteerd en naar beneden gehaald worden. Het aantal doden en gewonden was een raadsel gebleven. De kronieken minimaliseerden het aantal dodelijke slachtoffers, maar lieten toch een massaal aantal gekwetste burgers uitschijnen.

De vernieling van de buitenwijken zorgde voor een sterke daling van de inkomsten voor de stad. Net op het moment dat de fondsen broodnodig waren om de waterleiding te herstellen, om de kanalen weer bevaarbaar te maken en om de vestingmuren weer op te bouwen. Het stadsbestuur zag zich verplicht om leningen aan te gaan en de gebruikelijke jaarlijkse toelagen en rentes op een later tijdstip uit te betalen aan alle Ieperlingen die daar recht op hadden. De burgers die het gewoon waren van te leven van de handel en de nijverheid waren na het beleg zo goed als geruïneerd.

De reden was niet ver te zoeken: de meesten hadden maanden aan een stuk geen enkel contact gehad met hun zakenpartners buiten de stad. Naar het einde van 1383 toe zou het sinister plaatje van het voorbije beleg meer en meer duidelijk worden: de financiële toestand van de stad en zijn burgers was zwaar verstoord.

In december 1383 zou de hertog van Bourgondië uitstel verlenen van betalingen van een schuld die de inwoners contractueel moesten betalen aan de stad Antwerpen. En dat was blijkbaar hoognodig. De Ieperlingen durfden zich haast niet meer te tonen in Antwerpen omdat ze vreesden dat ze er in de gevangenis zouden belanden en dat hun koopwaar in beslag zou worden genomen. Ook de Franse koning Karel VI gaf financieel respijt Allen die de komende vijf jaar naar Frankrijk reisden om er zaken te doen, konden gebruik maken van betalingsgunstige wisselbrieven.

In januari 1386 zouden de herstellingswerken aan de vestingmuren nog altijd niet afgerond zijn. Om de magistraten in staat te stellen om het restauratiewerk verder te zetten, kregen ze de toelating van de Filips de Stoute om gedurende de volgende vijf jaar een aanvullende belasting te heffen. De talrijk aanwezige religieuze gemeenschappen hadden al evenzeer te lijden gehad.

Het klooster van de Sint-Maartenskerk was tot puin herleid. De monniken zagen hun bezittingen verwoest. Van wat moeten de kloosterlingen nu leven? De schepenen van de stad toonden zich vrijgevig en in ruil voor die gulheid engageerden de geestelijken zich om elke zaterdag na de vespers het ‘Salve Regina’ te zingen en onder het klokkengelui van de grote klokken een processie te houden rond de Sint-Maartenskerk.

Dit is een fragment uit Boek 1381-1528 van De Grote Kroniek van Ieper

Article Categories:
1381-1528
banner